Een kwart vierkante meter - net voldoende ruimte om van tafel op te staan. Een man staat binnen dit smalle areaal, een ruimte die niet breder is dan een luchtkoker en smal en diep als een afgronddiepe put. Diep in die diepe en donkere put in zichzelf terecht gekomen en in die put de groteske verafgoding van een god zonder landschap, een demonische aanwezigheid zonder plek in het landschap (of achter of onder het landschap), zonder plek waar de voetstap rust zou kunnen vinden, de voetstap van een in zichzelf ter plaatse trappelend ik, een ik van ik dit en ik dat, ik hier en ik daar, dus ik en niemand anders, en dus misschien een koortsige bloem of een toorts of een struik van vechtpartijen in de vaas van het landschap, in het landschap op tafel, het landschap naast en het landschap onder de tafel - en het landschap zonder landschap, de hermetische voetstappen in een kamer waar niemand komt, het heen en weer tollende hoofd in de vuurhaard van het verschrikkelijk besef, een brandende zuil, een ontploffing van sappen en vloeistof en het werpen van een kei, of een steenbrok, een tak, een wiel, het boven het landschap optillen van de tafel, landschap zonder landschap, het werpen van het landschap, van de voetstappen, het werpen van het werpen van voetstappen, van de voetstappen van het landschap, van het landschap zonder landschap, de worp zonder het besef van het werpen, een schaduw in een van de vele afdelingen van het voorwerp, de oogverblindende duidelijkheid van een inval en het beraad in een kamer zonder deuren, de voetstappen zijn in een andere kamer en in die andere kamer zit de ander, iemand, de niet zichtbare, de hermetisch van het ontbijt afgeslotene, de persoon die het geluid veroorzaakt, een schaduw die in zichzelf bijt.
Vandaag is een zaterdag. Dus het keizerlijke besluit dat we het over een zaterdag hebben. Bloemknoppen parelen aan het neushaar van de wandelaar die van een dame als zwakke vorm met opgestoken vinger in het neusgat doordringt. Stormwind ratelt door het bestek, gaat rakelings voorlangs, Marlowe steekt een pijpje. Lege flessen, het woordenboek, een scheerbeurt. 1 maart, wind schatert over het kale huis. Ik rij naar de GB aan de Dampoort en koop een voorraad niet-alcoholisch bier.
Er is een massa gebeurtenissen en in die massa is alles onbekend. De gesprekken zijn vergeten voor ze plaats vonden.
De gebruikelijke handelingen, het openen van een poort, voetstappen, het op orde brengen van de mediaruimte, de display met boeken afwerken (er is een nieuw boek, crox-boek NR.8), controleren hoe het met de lege bierbakken zit. Er is nieuwe voorraad. Melanie steekt twee bakken Gouyasse binnen, Gouyasse is een product van brouwerij Voisin, Marc komt een kijkje nemen en Lieve Dehasque dacht dat de vernissage al om 4 uur zou beginnen. Ze steekt een handje toe, we reinigen de witte vloer in de zaal achterin, eerst vegen, dan schrobben, dan dweilen. Met Lieve die een handje toesteekt gaat het lekker vlug maar ook trager dan voorzien want we kletsen tegen de sterren op. Rond een uur of zes de eerste bezoekers. Philippe is ziek als een otter en staat gedurende enige tijd, zonder het door te hebben, op een postkaart die uit de kaartenstandaard tuimelde, het is een exemplaar van crox-card 14 met een werk van Jan De Cock. Joop Stoop en Ineke en Fons treden aan, later Christophe en Carole. Ook Carole is ziek. Iemand vraagt naar de tekeningen van Philippe maar het werk is niet te koop. Rond halfacht Lieve en Fien, ze springen bij zodat ik de handen vrij heb om me met het boek bezig te houden. Vandaag is ook Jörg van de partij, de vriend van Kati. Ze blijven tot morgenmiddag, er zijn kamers gereserveerd in Flandria Hotel. Plots is er het lachende gezicht van Oliver Schulze. Dan nog iemand en nog iemand en weer iemand en nog iemand anders. Wouter koestert Teo. Rijkelijk vloeit het bier, de Gouyasse is een voltreffer. Met Caroline komt het gesprek op Brasilia of het concept van een virtuele ruimte. (een stad midden het Braziliaanse woud, een stad die alleen door ambtenaren bewoond wordt) Belle schreef een thesis: 'De hedendaagse stad: opening tot een analyse'. (Almere, Chandigar, Brasilia) Luanda en Romolus springen binnen. Wie waren er nog? Stijn Van Dorpe, Hans Martens en een jonge, zwartharige vrouw, Nathalie, uit Israël zei Hans - wat hij later met S aanvulde, Nathalie S. (lang gesprek over het perfide mechaniek van theoretiseren over kunst en mainstream, ze is gek op Michael Jackson) En wie nog meer rond middernacht? Ignace, Marc, Noëlla, Ria en Belle, Caroline, Jörg en Fons en Joop en Ineke, Kati, Oliver, Rik.
Na middernacht belanden we in Het Gouden Hoofd. De fanta is voor Joop. Oliver en Kati dommelen in en Fons ontpopt zich tot de theoreticus van het doorzichtige bier.
zondag 2 maart 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten