donderdag 6 maart 2008

donderdag 6 maart

ochtend

Ik had iets te doen of had niets te doen, deed beide en geen van beide. Ik had me voorgenomen om het gebied te rooien, de huizen en kantoorgebouwen met fundering en al uit de beton weg te rukken of op zijn minst in het gebied ten oosten van de regio waar mijn blik zich vorsend op richtte een bos of een dorp te bouwen en dus om te beginnen de weg ernaartoe door ondoordringbare gebieden waar zwartwitte melkkoeien grazen in een grillig passe-partout van versperringen en medeburgers. Sommigen stonden op akkers in het bedorven zonlicht naar een door ratten aangewreten raap te kijken, anderen huppelden op pleintjes en hadden gouden kroontjes in het grijze haar. Eentje had haar achterwerk - dat je met gerust gemoed en zonder overhaast te werk te gaan tot aan het Vaticaan had kunnen rollen - midden een doorgang geparkeerd en bekeek me met kleine, vriendelijke oogjes. Ik gaf haar een duw, ze viel omver, geraakte op de sukkel, kwam in een watertje terecht waar ze enige tijd later verdronk. Denk toch eens na mens, sakkerde ik, denk toch eens na voor je met dat vol pensen volgepropte bolwerk als een ternauwernood in de kiem gesmoorde vetontploffing over straat lebbert. Op den duur zou je nog vergeten dat ze met enige redelijkheid de veiligheidsvoorschriften in acht genomen had kunnen hebben, ook dan zonder de minste twijfel op jammerlijke wijze om het leven gekomen zou zijn zij het zonder de smadelijke vernedering van de roman die ik over haar te schrijven had, waar zij reeds vanaf de eerste bladzijde, dat zag ik voor me, teveel plaats zou innemen. Maar ik kon natuurlijk ook iemand onder de arm nemen die wel schrijven kan, een of andere getalenteerde nullus die dankzij het van televisieblaadjes bekende smoelwerk zonder bloedvlekken door de drukpers rolt. Zo zag ik me opnieuw geconfronteerd met het mens: dankzij een opeenvolging van verbijsterende taferelen stond ze op het punt om de status van eponiem te verwerven. Zonder spoor van twijfel deed zich een nieuwe gebeurtenis voor, ik schrok wakker, de wijzerplaat wees kwart voor acht. Godverdomme. Ik kruip uit bed, bots tegen een obstakel, ochtendgloren verwelkomt het besef dat ik een afspraak heb.

voormiddag

Ik bekijk de hand. Waarom bekeek ik die hand? Was ik soms niet helemaal zeker dat hij er was? Een buidelrat zou me niet minder verbaasd hebben. Of besefte ik dat de hand er niet was, de schanddaad uit de weg ging en de betekenis die ermee samen had kunnen hangen instinctief ontweek - dat er alleen een deurklink was, zonder de vruchteloze verwoording van het feit waarom, en het woonerf, het jakkerende gekrijs van de meeuwen en een grijswitte wolkenmassa die oostwaarts over het stadje dreef - maar een hand, nee. Om die reden bekeek ik de hand, om die of om een andere reden, dat is een voor de hand liggend twistpunt. Er was ongetwijfeld wel een zinnige reden, zo erg was het nu ook weer niet.
Het gezicht van de raadsman van de tegenpartij was me bekend voorgekomen, om een of andere reden, vooral toen hij zei 'en zo kunt ge u weer met het verkopen van schilderijen bezighouden'.

middag

De gesprekspartner zegt dat ze naar Antwerpen moet.
'Waarom moet ge naar Antwerpen?' vraag ik onnozel. (Hierop antwoorden met een driedelig essay.) We hebben het over Michiel van Alberts & Messchendorp. 'Alberts, Michiel Alberts,' zei ik.
Ze wist niet over wie ik het had. Joos kwam het lokaal binnen, boog nederig het hoofd. 'Ik heb het tweede deel,' zei hij.
Joos had geen zin in praatjes, ik evenmin. Dat hij klaar was met het tweede deel, meer hoefde ik overigens niet te weten, hij zou het bij de hoofdredacteur binnensteken zei hij. Tot dat moment had ik slechts tot zekere hoogte beseft dat ik de krant aan het lezen was.

namiddag

Meeuwen hangen in een vlokkige wolk boven de havengeul. Aan de richtingwijzer kleeft een a4tje. Ik open de poort, plaats de afvalcontainer op het woonerf en breng het keukentje op orde. In de inbox een mailtje van Annemie van kunst-werk(t), eerstdaags komen zij en Georges langs om een en ander te bekijken. Ik ben de hele tijd door bezig. (later herinner je je niet waarmee je bezig was)
Rond een uur of vier Willem Cole en studenten van de schilderklas, ze zijn met een stuk of tien. Hannelore heeft het over Tropox. Ze bedoelt Croxhapox.
We verzamelen in de bar en babbelen, Willem tipt de site van Karen Vermeren. Het gesprek komt op waar je je als kunstenaar aan verwachten kan als je buiten het veilige cocon van het kunstonderwijs belandt.
Jan Dheedene springt binnen.

Geen opmerkingen: