Transcriptie van Saturday 3 August, The Virginia Woolf Diary volume 4; Penguin Books 1983; p. 333-334, AUGUST 1935
Het begint met een sigaret. Of met Otto. Dan het meisje. Heeft zij in de weekendbijlage zitten lezen? Zou op het terras iemand weten van wie de weekendbijlage is? Zonder dat hij het gesprek te onderbreken heeft opent hij het pakje, friemelt, rolt de tabak in het vloeitje. Geoefend. Een dag eerder, zelfde plek: regen streek over het asfalt. Net zo abrupt als het begonnen was hield het op; als je beter keek, naar het aureool van de straatlamp keek, of als aan de overzijde van de straat een dame op een stijlvolle fiets voorbij kwam, merkte je dat de regen zonder geluid te maken over het asfalt joeg en het feestelijke diner niet onderbroken werd - wat Virgile evenmin had willen doen - alsof hij wat goed te maken had - & dan die crossdresser, zoals ze 't in Afrika noemen, zoals je ze ook in Matonge vindt, jongens die zich opmaken, heel erg stijlvol, lingerie, make-up, rouge op de vlezige mond, hondsverrukkelijke jurkjes, om dan met z'n allen naar een club te rijden en later, na het nachtelijk vertier, zonder dat ze meer dan vijftig meter over het voetpad te stappen hebben: in de auto, naar de gay club en van de gay club meteen huiswaarts - Marokkanen echter nemen het niet hard als een Afrikaan het doet, vertelt de sociaalwerker, iemand die het milieu kent, ze zien het door de vingers, zwarten lopen toch vaak al in hoe heten die dingen; luid had Virgile omgekeken naar die ene persoon die niet in het gezelschap leek thuis te horen - maar, ook dat mag wel eens gezegd worden, c'est pas les africains qui se moquent; & zo ten slotte had ik de hele avond Frans zitten praten, met Jan en Mo en met de anderen die mee aanzaten, om daarna nog even in Minor Swing langs te gaan net toen de regen begon. Ook vandaag, er is geen concert, zit zo goed als iedereen op het terras. Ik doe het niet zo vaak. Af en toe. Het doet me telkens weer aan het begin van dat boek van Duras denken, geen party bij rijke luitjes thuis die, ook al zijn ze pas gearriveerd, tot hun reet in de luizenbagger zitten, een net zo vaak op de bagger na blote reet. Geoefend. De reet van een amateur zint ze niet.
Op het terras is een aangename drukte. De geïnverteerde handen van het meisje nu ze Otto met toch best wat nadruk probeert uit te leggen wat ze bedoelt. Alsof ze de onderkant van een klavier aanraakt. Daar heeft ze jaren op geoefend. Het gebaar stopt maar een ogenblik later doet ze het opnieuw, met geïnverteerde handen - duim en pink die wijd uiteen staan - handen die ze naar believen openen en sluiten kan als de papieren waaiers waarmee Andalusische dames zich koelte toewuiven. Otto houdt de sigaret tussen wijs- en middenvinger. Franse gitaarmuziek luiert over het terras, een vlieg inspecteert de spijskaart. Wat ze daar vindt is onduidelijk. Van de andere vliegen zitten er enkele op het raamkozijn of in de rozelaar, onderin het bierglas misschien, op de nog vlezige rand van een bloemblad of op de bovenrand van de foto met Johan Cruijf.
De stemmen. Meeluisteren betekent niet dat je probeert iets tot in de grond te begrijpen. Alles kan op een dag van pas komen, ook irrelevante zaken.(1) Je telefoneert iemand die op een terras in Rome blijkt te zitten. Van iemand anders verneem je dat ze morgen een vliegtuig naar Athene neemt. Over China vertelt het meisje zo'n smerige dingen dat je overweegt om meteen morgen een ticket te boeken, heen en terug, om daarna meteen hetzelfde ticket te boeken, heen en terug. Opeens besef ik dat ik vergeten was dat ik een expo in London heb en met Branboth afsprak, die zich sinds een jaar of tien op antiquariaat heeft toegelegd, om naar die winery in Oxfordshire te rijden waar we eind vorige eeuw een verrukkelijke Chardonnay aangetroffen hadden. Bran had niet meteen doorgehad wat ik bedoelde. We gaan toch niet weer naar Oxford rijden, zei hij. Die winery in Oxforsdhire, zei ik. De handen van het meisje dansten boven het tafelblad. Ze had het boek niet gelezen, zei ze. Otto keek naar de handen die niet in het boek gelezen hadden.
(1) Umberto Eco, De Begraafplaats van Praag, blz. 40.
maandag 4 augustus 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten