Transcriptie van Sunday 4 August, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books 1988; p. 309 AUGUST 1940
Net op tijd realiseer ik me, terwijl een van de meisjes het boek optilt, het slanke meisje, en het koppel aan een nabije tafel het gesprek dat ze meenden te hebben voorlopig beëindigt, dat de tafel die ik had willen beschrijven, de lage salontafel waaraan de meisjes plaats genomen hebben, ongeveer een minuut nadat ik er zelf was gaan zitten, onuitspreekbaar is, dat wil zeggen ik kan de onderdelen niet benoemen, bijvoorbeeld ik heb geen woord voor de houtsoort waarmee de rand van het horizontale vlak afgewerkt werd, alleen het geheel laat zich noemen - tafel, salontafel, het horizontale vlak onder kniehoogte - de onderdelen niet; op zich niets om ongemakkelijk van te worden - met tafel heb ik eigenlijk ook gezegd wat ik zeggen wou. Perec vond het een must om de dingen die hij beschreef zo nauwkeurig en nauwgezet mogelijk te beschrijven, zonder de lange omzwervingen van een neanderthaler die honderd eeuwen nodig zou hebben voor hij aan het beschrijven beginnen kan van wat zich op de salontafel die ik voor me heb bevindt; Eco had De Slinger van Foucault niet geschreven kunnen hebben - las ik in Bekentenissen van een jonge romanschrijver - zonder eerst nachtenlang door de Parijse nacht te stappen, wat Queneau op zijn manier deed en Roubaud op weer een andere manier, zonder exact tot in het kleinste detail te weten wat het fictieve personage gezien kon hebben, of er op die straathoek een boulangerie was geweest of een hoedenwinkel, of het regende, of die dag boven Parijs een wolkenloze sterrenhemel te zien was, waarbij hij naar verluidt over het hoofd zou hebben gezien dat in een van de straten, ongeveer op het tijdstip dat de held er langskwam, een brand woedde. Of is het feit dat Eco net dit over het hoofd zag de sleutel tot het van alle minst heimelijke voorval, in de roman, en hiermee misschien ook de sleutel om te weten wat onuitspreekbaar gebleven was, niet omdat het niet uit te spreken was maar omdat het compleet over het hoofd werd gezien. In z'n laatste roman, of liever z'n laatste voltooide roman, zou Chandler komaf maken met het idee, net zo vaak een voorwendsel, dat de lezer aan het eind van het boek een opgehelderd geheel hoort te hebben.
Ik knal een mot tegen de muur, met het tot een knuppel dubbelgeplooide dagbladverschijnsel; of de historie hiermee afgehandeld is, weet ik niet. Is die ene mot genoeg? Hoor ik niet tevens de bedienden die zich in m'n laptop bevinden met duizelingwekkende kracht tegen het verhemelte te meppen, de politica die er een punt van maakt haar borsten niet te tonen, het schorem dat zich vermomd als curator van onduidelijke dingen triomferend op de borst klopt? Zo is het genoeg. Niet dat gekke gevoel van triomf en macht, alsof je het recht had om over de loop van wat ook te beslissen, alleen wat onuitspreekbaar bleef, dat waarover we het om een of andere reden niet hebben gehad, dat waarover we het toch niet hadden, wat de suikerpot alleen daarom vroeg, en dat het van beide meest slanke meisje net dan het boek optilt, het boek boven het onuitspreekbare uittilt, de O van Oliver met een bolhoed. Ze is niet zeker of het boek haar zal geven wat ze nu verwacht. De cover is veelbelovend, het uitspreekbare onmoeilijk en iedereen uiteindelijk op maat van een society gemaakt.
dinsdag 5 augustus 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten