De muur is van goud, ik heb de muur recht voor me, goud, alles is goud, goud van verf of papier, van behangpapier of verf, en geen overschotje.
De muur is van goud, goud van papier of van verf, en geen overschotje, maar niet de hele muur, alleen het bovenste deel, alleen alles tegen het plafond aan, links van het terracottabeeldje, rechts van het terracottabeeldje, ook boven het terracottabeeldje, een beeldje dat ongeveer net zo groot is als een hamster en op de brede rand van de lambrisering geplaatst werd. Het goud reikt tot aan het venster, ter linkerzijde tot aan de deur, en voorbij het venster, en voorbij de hoek waar als ik m'n hoofd een kwartslag die kant op draai een klokje te zien is. Halfelf.
Ik ben net niet helemaal naakt, de geslachtsdelen zijn bedekt, en lig op m'n rug. M'n tenen wijzen het goud aan dat zich dus daar bevindt, voorbij het voeteind, boven het voeteind, tussen de deur ter rechter- en het venster, tussen de deur ter linkerzijde en het venster; en tussen venster en deur zo ver de blik reikt. Het landschap had, als het een schilderij van het landschap was, een werk van Rothko kunnen zijn of een Soutine uit een of andere onbekende periode van Soutine toen hij om een voorlopig door historici niet onder de loep genomen reden alleen okers, meer in het algemeen aardekleuren gebruikte om zich ten slotte tot goud te beperken. Goud zal goedkoop geweest zijn. Ze smolten het tot het uit de aars van bakkersvrouwen droop. Het is ook wel voor het eerst dat de verwantschap tussen Rothko en Soutine zo duidelijk opvalt. En me niet stoort trouwens. Alles is drek. Voeg van de ene drek een geut bij de andere drek en alleen een kenner merkt het verschil. Drek is goud. Ook het terracottabeeldje, dat een boeddha voorstelt in de bij die soort gebruikelijke houding. Niets gaat boven een vlotte ontlasting.
Het gaat uiteraard niet op om het over een beter werk van Soutine te hebben, het is hoogstens een wat bizarre Soutine, een rariteit, een met dikke klodders goud gekonterfeite aquarel, een werkje dat om die reden overigens net zo goed aan Turner toegeschreven zou kunnen worden. Soutine, Turner, wie merkt het verschil. Trouwens, alleen Corot had het geschilderd kunnen hebben, die zanderige landweg, vooraan bijna net zo breed als de kamer breed is. Over een afstand van ruim honderd meter, in een met hooguit enkele borstelstreken aangebracht perspectief, gaat het met een kromming rechtsop; hoger, boven het houtwerk van het venster, is een oblong meertje; en hier, in die kromming, net als met la promenade de Poussin, zit zijn talent, één veeg, één ogenschijnlijk niet eens als zodanig waargenomen correctie, en het zich voorbij een heuvelend bosje met nog een verbuiging in een verte voorbij het blikveld verliezend wegje voegt alles samen als een makkelijk te verwaarlozen, bijna onzichtbare naad. [ ]
vrijdag 5 mei 2017
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten