maandag 15 juni 2020

maandag

Niets. Geen wolkje. Het uitspansel is, het is vlak, het is, is, het is diep, diep als de barst in het tafelblad, en vlekkeloos. Geen spat. Niet één wolkje, geen draad, geen krul, geen pluk, niets.
Als ik de trage, logge hersenmassa driekwart draai en de blik op het westen richt, in noordwestelijke richting kijk, dan is boven de daken in het bijna holle uitspansel het spoor van een wolk te zien. Dus toch. Pluizige, grijspaarse dampen zonder definitieve contour, oblong, breekbaar, zonder oorzaak, uit het dienstverband gerukt.

De jongen die met een blikje frisdrank of pils over het hier nogal brede voetpad baggert associeert het lineaire verloop op het rechthoekige blanco met poëzie.

Het blauw dat ongemerkt in dieper blauw verandert en dat diepere blauw in nog dieper blauw.

Geen opmerkingen: