dinsdag 18 mei 2021

een geval

De la Mare vertelde me dat hij moet roken als hij zich achterwaarts. En nu ben ik. Godverdomme. Ben ik de naam. Dom he. Als hij zich achterwaarts begeeft. De naam van. Hier, van deze mijnheer. We bekijken de foto. Sonja bekijkt de foto. Ik bekijk de foto. Alles in naam van deze mijnheer. Oh . . . ! Birkerts. Bedoel je, wijst iemand aan die zich vermoedelijk achterin de foto bevindt, helemaal achterin, op het hoekje uiterst links van de laatste rij, deze bedoel je? Ze knikken instemmend. Birkerts dus. Is iedereen het hiermee eens? Birkerts dus. Dus zou Birkerts gezegd hebben. De la Mare vertelde me dat hij moet roken zou. Birkerts. Dat hij moet roken zou hier deze mijnheer gezegd hebben. Birkerts die dus zei dat De . . . De la wie. Oh, die . . . ! De la Die. Hier. Deze mijnheer. Ze bekijken de foto. Iemand knikt. Gromt. Goed zeg. OK. Dus dat die De la Die hem verteld had dat hij. Wat? Moet van schrijven. Een brief. Een brief. Schrijft van moeten, pardon. Dus van de vele brieven die hij niet schreef. Alsof hij ooit. Kortom die brieven dus. Dus maakt de ander, een buiging maakt die ander, die dus De la Daar gezegd had dat hij moet kakken als. Schrijven, Schrijven. Oh, Excuus. Mijnheer bedoelt schrijven. En zo belanden we dus van één situatie in nog een situatie. Laten we het voor het gemak een. Ha. Ha. Ha. Een geval noemen. De omstandigheden. Ik steek een sigaret op en ergens onder een van de eikenhouten tafels is een diepe zucht te horen, dermate diep dat we met z’n allen besluiten om nog een sigaret op te steken.

Geen opmerkingen: