dinsdag 1 augustus 2023

een lijst van dingen die je vooral niet wil doen

A. Toch.
B. Net niet.
C. Opeens,

De lijst van de dingen die Georges Perec niet deed.
Van de dingen die hij uiteindelijk toch deed.
Van de dingen die hij uiteindelijk niet deed.
Na zitten nadenken over de lijst van dingen die hij nog graag had willen doen.
Opeens,

Een tinder date. Het sollicitatiegesprek. Niet waargenomen details. Het gesprek zonder oorzaak. Het zoekgeraakte boodschappenlijstje.

Van de dingen die hij deed wat hij uiteindelijk liever niet gedaan had willen hebben. Zeggen wat je deed, waar je woonde, wat je studeerde, waar je was op de ochtend van, noteren wat je voorkeur heeft, antwoorden op de vraag wat je studeerde, waarom je niet voor economie koos, je stages, de titel van je thesis, de medestudenten die elk voor een one-manshow gecast bleken, hyperactieve turbo-ego's, een van de gemeenteraadsleden van school gestuurd wegens staatsgevaarlijk.

Een muurpiano. Plaatsnemen. Het deuntje doorspoelen. Fruitvliegjes. Een naakte vrouw. Een boot. Het behangpapier. De koptelefoon van de persoon die tegenover je plaatsnam. Muntthee. Je kijkt om je heen. Een zwarte pet. Een leesbril. Het kauwen op. De mantel die over een stoelleuning hing. Een tapijt. Bloedvlekken. Een statief. Niet gehinderd door de koptelefoon luistert ze naar de dame die mee aanzit. Op de hoogte blijven van wat je niet interesseert. Heb je in je broek gekakt. Ze glimlacht. Een rode schoenzool met sporen van straatvuil. Zand. Het colaflesje. Twee koekjes. Een Fishman amplifier. Stoelpoten. Schaduw. Iets wat je aan een door Hockney geschilderd Seventies interieur deed denken. Een snor. Lippen gaan open, dicht, openen en sluiten als de bladzijden van een vleesetende plant. Een oorbel. Een witte t-shirt. Hockney. Open. Dicht. Een spiegel. Niet gehinderd door wat de ander zegt. Polshoogte. Het felle groen van een lichtbak. Een lepel. Twee witte schotels belanden op een tafel. Strooien van een handvol geraspte kaas. Zon op het wegdek. De tramsporen. Het bladerdak van een driehoekige boom. Zon, zon. Groene peper. Met mes en vork in de spaghetti woelen. Het flink dooreen halen van de met mes en vork tot prut verhaspelde spaghetti. Mes en vork door de prut roeren. Oplepelen van het resultaat. Aan die koptelefoon vastzitten. Een vlieg. Een blote arm. Het tweede koekje. Een woord dat met een w begint. De menukaart. Waterdicht. Een haarstreng. Reflecties. Het schudden van een spel kaarten. In je neus peuteren. Het optillen van een zwarte pet. Het voorwaarts over het voorhoofd zakken van de zwarte pet. Stappen. Een dakvenster. Een zakdoek van papier. Alles omgekeerd: achterwaarts over de schedel tot de pet weer net als eerst zit. Het ruitmotief. De zin 'alleen maar als je . . .' uitspreken. Plankenvloer. Het plafond. Om je heen kijken. Het achter ruggen doorstappen. De muren. Een handtas. Het behangpapier. Een rugzak. Optillen van de rugzak. Het met een blote hand boven het waterpeil uittillen van. Een rookwalm. Het optillen van een bierglas. Het geluid van het langzaam vol lopen van een kom of een vergelijkbaar recipiënt. Celtic Mythology, een titel. Een smartphone uit een van de broekzakken van je watermeloenkleurige pantalon halen en zonder hierover na te denken naar het blauwig wit oplichtende scherm kijken. Het ruimen van een tafel. Een streng boerenworst. De asbak. Voetstappen. Een grijze pet. Het schouderbandje van een zwarte beha, de blote rug. Wit schoeisel. Een nummerplaat. De piano. Schaduwen schuiven over het plafond. Een groene handtas. Het plafond. De stemmen. Een sjaal. Fruitvliegjes. De schaduw van een stoelpoot. Twee tot de bodem geledigde bierglazen. Een koptelefoon. De koptelefoon. Op een plank staan die over het wegdek knalt. Uitrusten op de belendende stoel. Je blote arm.

Een boom. Een boom. Een pluk roltabak. Peuken. Een wijnglas. Een fiets. Wolkflarden in de teerblauwe avondhemel. Je arm diep onder het niveau van het tafelblad. Een sigaret. Tieten, scherp in het cobaltblauwe truitje. Het notitieboekje. De rozig-witte schuimrand van een glas Lambrusco. Je sigaret buiten de reukradius houden van de personen met wie je aan tafel zit. Het scherpe wit van een zomerpantalon. Snuffelen. Een reclamebord. Het zebrapad. Een dame met overgewicht op een elektrische fiets in een pakje dat bij die fiets en bij het overgewicht hoort. Het terras op de andere straathoek. Een witte aansteker. Onder de witte, stratosferische flarden schuift een grijs wolkzootje. Een bromfiets. Hier staat een kast, zegt een van de personen aan een belendende tafel. Ze wijst naar het tafelblad en herhaalt wat ze zei : hier staat een kast. Wijdbeens stappen. Het traliewerk van een riool. Fietsers. Huizen. De donkere kamers. Een witte valhelm. Het halfvolle glas. Een sneetje brood. Het optillen van een stoel. Een hotel betreden. Het vooruitzicht. De rites van Bacchus & ço. English spoken. Ravijn. Auto. Een vleugje wind in de rozelaar. Een vogel strijkt neer op het asfalt. Een hond. Het verkleinwoord. Applaudiseren. Iemand zegt: you do the figures, Tom bedoelt ie, he does the words. Distance. Woorden volgen geen rechte lijn. 40.000 miles between front and back. Een maïskolf. Met je handen in de nek. De gesluierde vrouw duwt een kinderwagen. Auto's. Het vuurtje. Een lachbui. De nacht. Rookdampen. An extension : the other. Wandelen. Man en hond, leiband. Het moment heeft een nacht gebaard. Ook de schaduwen stappen. Dikke auto's, koplampen. Een afscheid. Iemand betreedt het hotel.

Geen opmerkingen: