donderdag 15 februari 2018

zitter

'Ik...' Ik heb genomen. Of liever: ik nam. Van nemen. Ik heb in bezit genomen. In het woordenboek staat bij nemen (overg.)/ overgankelijk. Vergankelijk: ik nam plaats. Het vergt geen inspanning van me; & de tijdsduur is relatief kort. Tussen de gebeurtenissen gelijk aan, voorbeeld, ik geef een voorbeeld, het lokaliseren van de tafel, of: iemand zegt: er is net een tafel vrij,/ wijst de tafel aan /een tafel waaraan niemand zit, [inderdaad, er zit niemand; hoeveel seconden tussen A. tafel en B. plaatsnemen/ de luxe van het plaatsnemen. Over een van de stoelen hangt een beige mantel. De formule geeft een afstands- en tijdsinterval, ik verplaats me, Hogere wiskunde:
x₁ - ( -u) t₁x₁ + ut₁
 √ (1 - u²)      √ (1 - u²), & ik neem plaats. Ik zit. Dit alles gebeurt niet met de snelheid van het licht, hoewel ik mij midden in die snelheid bevind. Niet gestoord door mijn traagheid gaat het licht z'n gangetje. Ik ben een formule, een relatief trage formule, een formule zonder pasklare uitkomst. Niet alles dringt meteen tot me door. Die beige mantel bijvoorbeeld. De mantel in aanmerking nemen; de mantel die een nieuw element aan de reeds uitgevoerde formule toevoegt: iemand die al of niet tijdelijk niet langer aan de tafel zit, liet haar mantel over de rugleuning van een van de stoelen hangen; een beige mantel; de beige mantel van een dame. De mantel stelt een eis, beantwoordt een pas na verloop van tijd in me opkomende vraag, een vraag waarop ik niettemin geen duidelijk antwoord krijg; tot de dame uit het spijsverteringsstelsel van de boekwinkel opduikt en zich zonder inspanning van mijnentwege over de mantel ontfermt. In principe hebben we elkaar niet aan te spreken; voor zover er al een vraagstelling was, hebben we beiden het antwoord. 'Ik heb mij gepermitteerd...', zeg ik. Wat heb ik mij gepermitteerd. 'Altijd hoffelijk... er zat niemand... Dus. En jij bent...? De vorige zitster. Niet: bezitster. Zitster.' Euh... ja, zegt de dame. Ze had zich aan te kleden. Dat deed ze. Ze trok de mantel aan. Uit wat ze bij had, bleek niet of ze een boek gekocht had. Geen toevoeging, geen deel voor of na, trage formules, niet meer snelheid dan de gebruikelijke lichtsnelheid.

En opeens weet ik wie Pierre is. Pierre. Veertig jaar geleden was het. De gebruikelijke snelheid. Vandaag hing hij aan de telefoon. Eerst zag ik hem niet. Nu zie ik hem wel. Dat was in de auto. Ik zat in de auto. Opeens zag ik Pierre. Veertig jaar aan de gebruikelijke lichtsnelheid. In het vegetarische restaurant, had hij gezegd; daar hadden we elkaar ontmoet. Was hij toen niet met een theaterdiva, aankomend? Weelderige haardos. Mooie jonge god. Wat deed Pierre toen? Geen idee. Ik weet het niet. Hoef ik niet te weten, wil ik niet weten. Pierre zal het me vertellen.

Geen opmerkingen: