zaterdag 3 juli 2010

zaterdag 3 juli



reeks Het kot, afgebroken door unit 9, is veranderd in een verzameling losse elementen. De witte tuinstoel is van Jintse. Over de witte tuinstoel werd een geut zwarte verf aangebracht. De ruitjes. Hoe zat het weer. Was het een zijwand of maakte het deel uit van de dakbedekking? De reiskoffer hebben we sinds 2006. We weten wat in de koffer zit: een landschap. Hebben ze de kuilen dichtgegooid? Iemand in een grijze kiel is achterin het landschap bezig. Van het Geczy-project onthouden we de met een laagje zwarte acrylverf afgewerkte piëdestal waar Marc wieltjes aan vastvees. Een deel van het houtafval is gereduceerd tot brandhout. De balk, met twee gaten die samen een 8 vormen, is van het project van Tamuraj. Dat moet 2007 geweest zijn. Het dunne pershout, waarvan sommige stukken een groene kleur hebben, is van een presentatie van Morrens, de stoeltjes werden door Joris Van der Borght ingebracht. Op een ervan staat de zin I sit and wait.
Wat hebben we nog. Een tapijt, zagemeel, het tafelblad van de tafel van Stijn Van Dorpe, de wieltjes zitten er nog aan vast, en houten wanden die met boordjes afgewerkt zijn, aan wat ooit een binnenzijde was. Dat is van een project van Robbert en Frank denk ik. De gyproc, zelfde periode, is van Michel Couturier, en de met zwarte viltstift bekliederde panelen van een Brusselaar, hoe heet ie weer.
Van bijna elk project bleef wel wat hangen. In 2006 vervaardigde Yoshimasa een handig en tegelijk loodzwaar, amper te tillen element dat zo gemaakt was dat het aan het plafond bevestigd kon worden. De krakkemikkige zitbankjes zijn door Rudy en Lorenzo ineengeflanst en de kerkstoel, waar ex aequo als statement en restyling de rugleuning afgezaagd werd, is iets wat Susan binnenstak, Susan die nu in Brussel woont en zwanger is.
We ontdekken platen met flarden werk van Liesbeth De Fossé, andere waar iets van CUM aan vast bleef zitten, een schraag waar de poten afgezaagd werden en een mdf-plaat van 2cm dik waar een gat ter grootte van een kajuitdeur in aangebracht werd, dat was in 2006 tijdens de eerste editie van het brainboxproject.


Reinhard Reinhard Doubrawa springt binnen. Ik ben bezig met het brandhout, hij komt van Lier. Peter is net terug uit Bejing, verneem ik. Ze hebben elkaar niet ontmoet, daar was geen tijd voor.
Reinhard meet de kubusruimte op. Over het dak roffelt een ontspoord buitje. Ik zeg iets over de indirecte belichting in de kubusruimte. Dat brengt Reinhard op een idee. Hij ontmantelt de binnenzijde van de kubus, je hebt toch wel een ogenblik he, grapt hij, en omdat hij wil weten of er eventueel met lichtinval van bovenaf gewekt zou kunnen worden, breekt hij ook de rest af, grapjes makend, nu hij daar toch mee bezig is. Ze zullen niets merken, lacht hij. Dat geloof ik best. Ik heb het volste vertrouwen in die ideetjes van Doubrawa. Als hij me niet lastig valt met een hamer, een boormachine, een nijptang, ben ik tevreden. Opgelucht aanschouw ik de verwezenlijking, de kubus ziet er net als eerst uit, niemand, werkelijk helemaal niemand had kunnen zien dat hij ding tot de grond afbrak, en we hebben meteen ook een oplossing voor het probleem, het was er niet.
We tafelen in de Bennesteeg. Een buitje glijdt over de binnenstad.


Geen opmerkingen: