Een rustige herfstdag. Zo is dat. In de zalmstraat gaat een auto tegen de rijrichting in, een vierkante bak, oud model. Aan het stuur zit een idioot met bruine huidskleur. Uit z'n starre, pekzwarte blik valt weinig af te leiden. Ik wijk uit naar een parkeerplaats, de muziekdoos met flessen maakt een hevig rinkelend geluid. Hij tilt z'n linkerhand boven het stuurwiel, zonder af te remmen, de bruine hand toont wijs- en middenvinger als ik het goed zie. Wat zou hij daarmee bedoelen, wat speelt zich af, daar in die roeste kop, en wie zit naast hem, wie is die homp onder dat kleurloze gordijn. En zo gaan dus twee vingers de hoogte in, vlak boven het stuurwiel, vlak onder de starre, pekzwarte blik, een wijsvinger en de middenvinger, als ik het goed heb, of ring- en middenvinger misschien, er was geen tijd om meer dan het handgebaar te zien en de pekzwarte blik, star boven het stuurwiel, vastgeschroefd aan het stuurwiel en dan, zonder de schedel ook maar één centimeter te bewegen, wat niet zou kunnen, rails stutten het hoofd, pas aan de straathoek gaat het hoofd schudden, met exacte onschuld, zo'n kerfstok, de onschuld van een speelgoedsoldaatje, niet linksop kijkend, niet rechtsop kijkend, star voor zich uit starend, exact, en dan toch twee vingers onder de starre, pekzwarte blik, alsof hij hiermee he toch bedankt had willen zeggen. Een rustige herfstdag.
Aan het water tuimelen bladeren over het wegdek.
Freya had me getelefoneerd. Zij en Rina waren in de zaal voorin bezig. Ze vroeg of de zwarte lappen die de dakkoepels bedekken weg konden. Dan moet je op het dak, zei ik. Het was halftwee, ik had me nog te scheren, de rustige herfstdag lag aan diggelen, eerst doen we het dak, bedacht ik, dan bekijken we het werk van Ramiz. Die had drie dagen eerder een groef in de tussenwand gepleisterd. Dat ziet er niet uit, zei Freya, rustig, zonder zich nodeloos over de zaak op te gaan winden.
Ik parkeer de auto op het woonerf. Een bergbewoner sjokt over het voetpad. Hij kijkt niet naar me om, z'n blik is op het voetpad.
Rina en Freya zijn bezig in de zaal voorin, het gesprek komt op de tussenwand. Het dak kunnen we later doen.
Rina en Freya
'Ik denk. Ik zal ze door elkaar hangen. Dan zal het misschien wel lukken.'
'Ik weet niet.'
'Ik zal het eens proberen.'
'Misschien is het zo teveel.'
'Wat?'
'Misschien is het zo teveel.'
'Ik versta je niet.'
'Misschien is het zo teveel.'
'Wacht... waar zat ik nu.'
the unexpected visitor Marco Stamenovic drops in. We staan naast het boekenmeubel. Ik heb wat foto's gemaakt.
'The unexpected happiness,' grapt Marco. 'I'm from Japan.'
'That's true. With Fukushima any Japanese could just be you.'
Zo begint het gesprek.
Of we elkaar al eens eerder ontmoet hadden, is buiten handbereik. Ik schenk koffie, Freya en Marco hebben het over Armenië en Mount Ararat. Marco is twee keer in Armenië geweest. Hij heeft in Belgrado gewoond, komt uit een stadje vlakbij de grens met Kosovo. Ze hebben er theater en een cinema en nog wat culturele plekken waar actuele kunst aan bod komt. Van het regionale budget voor cultuur, zegt hij, zou, als je het becijfert, bijna 80% naar ambtenarij en administratie gaan.
zondag 20 november 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten