In de Volderstraat kennis gemaakt met een jongen en een meisje die voor de Liga voor Mensenrechten werken. Ze vroegen of ik wat tijd had om aan het onderzoek mee te werken. Een half uur eerder was ik staande gehouden door een meisje dat voor Amnesty International werkt. Ik had zin om j'ai déjà donné te zeggen, pour vrai dire dat zat op het puntje van m'n tong, maar ik zei, ja wat zei ik ook weer.
De jongen had een bundel a4tjes bij en een microfoon, het meisje een camera. Ze wilden filmen. Ik wil niet gefilmd worden, zei ik. Dat zit in de genen, zei ik. Die eis leek meewerken aan het onderzoek niet uit te sluiten. Op straat was een vloot passanten. De jongen vroeg of ik wist wat ik me bij mensenrechten voorstellen moest. Nee, zei ik. Het meisje filmde. Ze filmde de jongen en er kwam ook nog een auto langs gereden. Ook dat filmde ze. Wat vreemd, zei ik. Het had het meisje niet verbaasd en de jongen evenmin. Nu ik toch tot spreken in staat leek, duwde hij me haastig de microfoon onder het neusbeen. Wat vreemd, zei ik, dat ik niet weet wat de mensenrechten zijn. Ik had dat ik niet weet dat er mensenrechten zijn gezegd kunnen hebben, wat ik een tel later bedacht, de vraag of de soort überhaupt rechten heeft.
Of ik me niet één rechtje zou weten te herinneren, verneem ik, eentje maar.
woensdag 9 november 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten