zondag 30 maart 2014

Papagaran

Papagaran, ook wel Papagarang geschreven, eilandje waar Mevrouw Schalansky, auteur van eerder vermeld boek (1), het niet over heeft. Afgelegen eilandje. Niet zo afgelegen als Tristan da Cunha (2). Een koortsige rotsbult aan de westkust van Flores. Drinkwater is er niet te vinden maar er is wel een moskee, vermeldt David Quammen die er op een dag eind jaren tachtig aan land ging (3). Op Wikipedia hebben ze geen weet van het eiland. Wiki voyage laat het onvermeld. Il n'y a aucun résultat correspondant à la requête. Quammen vermeldt het wel, gaat er om een specifieke reden aan land, wil proefondervindelijk kunnen vaststellen dat op Papagaran geen komodo's zijn. De Varanus komodoensis die wel voorkomt op het meer zuidelijk gelegen Gilimotang, aan de westkust van Flores, op Komodo, op Rinja. Op Papagaran, schraal begroeid, een rode rotsbult, heeft een komodo niets te zoeken. Op wat geiten na is er niets te vreten. Aan de noordelijke, smalle kuststrook is een vissersdorpje. Yep, er wonen mensen. Met zijn rotsachtige rode bodem, zijn droge hitte, zijn gebrek aan bomen, zijn dorstige dorp en zijn geiten, concludeert Quammen, combineert Papagaran een aantal minder gezegende aspecten van Galilea en Mars. Er zijn wel wat bosjes. Niet veel en niet op het droge deel van de oever. Mangroves her en der aan de oever, op andere plekken een dorre tak die boven de zeespiegel uitsteekt, stekelige struikjes dun verspreid over de rotsbult.
De lage, rechthoekige hutten, Quammen heeft het over paalwoningen, bevinden zich allemaal aan de noordelijke, vlakke kuststrook. Auto's zijn er niet. Geen buslijn, geen taxi's, geen truck die kokosmelk, diepvrieskip, Murciaanse tomaten, Noordzeegarnaal en pladijs van het ene naar het andere eind van het eilandje transporteert. Op Google Earth duik ik naar het eilandje. Wegen zijn er niet, nee. Wel paadjes, smalle, hobbelige paadjes dwars over de dorre rotsbult. Geen vaargeul, schrijft Quammen, en een pier is er ook niet (4). Smalle kano's schuiven over het koraalrif.

Wat weten we hiermee, om David Quammen de woorden uit de mond te nemen. Veel. Om te beginnen dat er op Rapatapang geen toeristische bedrijvigheid van enige omvang is. Er wonen geiten, in groten getale aanwezig merkt Quammen hierover op, en er wonen mensen. Op Taparatang kortom wordt op graspollen gekauwd, er wordt gemolken en misschien ook geitenkaas gemaakt. Er is een schooltje en op Tinamitra Mandiri kan je een foto van een waterput vinden en dorpsbewoners die zich rond de waterput verzamelen. Kinderen leren de lokale variant van aap mies noot. Na verloop van tijd kunnen ze tot honderd tellen. Als er geen water is, wat drinken ze dan, vraagt Quammen zich af. De geiten kauwen op dorre grassen, de homo sapiens op vis en geit. Misschien is er ook octopus en corned beef. Er wordt gekakt. Hoe en waar wordt gekakt? Zijn er toiletten? Wat doen ze met die toiletten als er geen water is? Misschien hebben ze droge toiletten zoals het fort van Amélie-les-Bains er eentje heeft. In het koraalrif: zwemmen, snorkelen, vissen. Wordt er in/op het rif gekakt? achter struikjes? net als de geiten in open veld? Struikjes zijn er amper. Op nog een andere foto kan je zien dat er op de rotsbult, die kennelijk uit meerdere bulten bestaat, maar twee boompjes staan. Iets parasoldenachtigs. Eén boompje op elke bult. Er wordt gekakt, alleen weten we niet hoe, en er wordt gehersenspoeld. Op een foto kan je vijf personen zien, bruine huidskleur, waarvan er vier westerse kleding dragen. Een t-shirt met het logo van een plaatselijke garnaalpeller, een fancy short, een tot de knieën reikende broek.
Hoogbouw is er niet. Geen parkeerboetes, geen snelheidslimieten. Op Java besliste een Britse gouverneur begin negentiende eeuw dat er links van de weg gereden hoorde te worden. Hier zijn geen wegen. Is er een lokale televisiezender? een krant? een discotheek? Wat drinken ze als er geen water is? Goeie vraag. Wie is de dorpsfilosoof? Staat in een van de hutten een schrijfmachine? Is er een bibliotheek? De varaan kreeg er geen voet aan de grond, hoewel het beest naar verluidt aardig zwemmen kan. Islam veroverde het kleine eiland, kon er zich niet gehinderd door andere berichtgeving ongestoord ontwikkelen.

(1) De atlas van afgelegen eilanden, Judith Schalansky; Signatuur 2014; 2009, Atlas der abgelegenen Inseln, mareverlag.
(2) Johan De Wilde heeft een correspondente op Tristan da Cunha. Het eiland is zo steil, als een enorme tiet die uit de oceaan opduikt, dat ze er geen vliegveld hebben. De bootreis naar het eiland, vanuit Kaapstad, neemt meerdere dagen.

(3) David Quammen, Het lied van de dodo, blz. 407: Het dorp is piepklein, maar trots en godvruchtig genoeg voor een eigen moskee met blikken koepel.
(4) Uit wat ik op Google Earth afleiden kan, hebben ze er intussen wel een pier. Quammen publiceerde Het lied van de dodo begin jaren negentig. De pier reikt tot halverwege het koraalrif. Op kleuteronderwijs, tieneronderricht, Islam en Google Earth na zijn er geen sporen van pollutie.

Geen opmerkingen: