Ypsilonetische transcriptie van Thursday 18 June, The Virginia Woolf Diary volume 3; Penguin Books, 1982; p. 32, JUNE 1925.
1250. In Egypte wordt een sultan vermoord, maar het getal zou ook een reeks kunnen aanduiden, 1250 boeken, 1250 eilanden, 1250 woorden, 1250 inwoners, 1250 punten. Ik heb nooit geteld hoeveel boeken mijn bibliotheek heeft. De kilometerteller hield afstanden bij die ik vergeten ben. Soms stel ik vast dat een boek ontbreekt. Dat gebeurt met enige regelmaat. Toen ik begin vorig jaar in The Cynics las, een essayistische compilatie waarin veelvuldig naar Plato verwezen wordt, besefte ik opeens dat alles wat ik van Plato had gehad verdwenen was en dat het veertien jaar genomen had voor de diefstal me opgevallen was. Met Boehme, met Tua VII, met De Oostakkerse gedichten van Claus en met Die blaue Reiter overkwam me exact hetzelfde, ze maakten niet langer deel uit van m'n bibliotheek terwijl ik tegelijk genadeloos precies wist dat ik ze aan helemaal niemand uitgeleend had. Begin jaren zeventig had Susan Sontag een kamer in Parijs, niet zo'n grote kamer, wat meteen al blijkt uit de eerste zin van Under the Sign of Saturn, I am writing this in a tiny room in Paris, sitting on a wicker chair at a typing table in front of a window which looks onto a garden; en meer dan twee of drie boeken had ze niet. Ze had zich voorgenomen, lees ik, dat ze geen boeken in die kamer wilde, om van beïnvloeding gevrijwaard te blijven. Een van de edities niettemin was een volume van Paul Goodman, die ze als een van haar belangrijkste invloeden zag, terwijl ze Goodman om andere redenen onuitstaanbaar vond. Sontag leest lekker, ze heeft een transparante stijl, niet dat gedruppel van Stein en Language Poetry.
donderdag 18 juni 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten