transcriptie van sunday 17 july, the diary of virginia woolf, volume 5, blz. 155–156
Halfzes. Dat is het tijdstip. Het is halfzes, of kwart voor, inderdaad, misschien, als het concert begint, halfzes of zes of stipt kwart voor zes begint het concert, ik schiet wakker, draai me om, en daar is het, stipt, het geluid van de autosnelweg, vrachtauto's schieten over het asfalt, fel en glad als het geluid van een jachthoorn. De muziek van het vrachtvervoer. In het lucide ochtendlicht zit ik met Depardieu aan tafel. Rept met geen woord over het vroege uur, oui is alles wat hij te zeggen had, en dan staart hij naar wat ik geschreven heb. Helemaal nooit komt het in hem op om meer dan alleen maar oui te zeggen. Akkoord. Akkoord. Als hij het wel doet hebben we in geen tijd waanzinnig veel tijd verspild, wat niet met Gérard, wat met opa begint. Het begint met opa. Niemand die zich herinneren kan wanneer hij gestorven is. Weet niemand. De familieleden houden geen jaartallen bij, hebben ze geen tijd voor. De kinderen die de houtkachel stoken met brieven die oma schreef: één week na de feiten niet één delinquent die zich herinnert wat er gebeurd is. Je hebt één week om alles van Hemingway te lezen, één week om paard te leren rijden, één week om de huissleutel uit de drek van opa op te vissen.
vrijdag 17 juli 2020
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten