zij

Zij die er aan begonnen zijn.
Zij die er mee bezig blijven.
Die het fantastisch vinden.
Die het niet zien zitten.
Er niet mee te maken willen hebben.
Zij die ermee geconfronteerd werden. worden
Die het zien aankomen.
Dat het zal gebeuren.
Het gebeurt.
Dat het gebeurt.
De onthutsten.
Het geval. Opa. Zijn nakomelingen.
De door het avondjournaal vermorzelden.
Televisiecultuur, hersenletsel.
Dat waarheid en leugen hetzelfde bedoelen.
Zij die nog niet zichtbaar zijn.
De in een kermisorgel weggezakte.
Van de zich aan-, van de zich uitkledende.
De geboorte van een god.
Het paracelsiussyndroom.
Terug in het land van de stoelpoten. Bijvoorbeeld
Een voorbeeld aan iets nemen.
Het fout inschatten van. Het niet plaatsvinden van.
De overbodige mededeling.
Cinema van het onvoorstel van het voorstelbare. Van het voorop van het voorgestelde.
De uitvinding van een gewoonte.
Het glasblazen. Een gesprek over de postzegelverzameling van Herman Koch.
Herman Koch.
Een zwart aangelopen jongedame.
De nog te slopen muren.
Het bolwerk. Betreden van het bolwerk. Niets. De godin Kont.
Met de kont beginnen.
Dan de citadel, de stadsmuren, een fontein, de lange weg, alles volgt.
De sensatie dat je het woord neger niet voor het eerst uitspreekt.
Het salon betreden voor het er is.
De angst van een spiegel voor het omringende.
Een weggeworpen hoofd.
Het hobbelt.
Eerst rolt het een paar meter die kant op.
Dan een paar meter die kant op. De opties. Opties. De opties.
Door het laatavondjournaal vergasten.
De zonder andere verklaring in de spiegel opgeloste.
Waar. Wat. Wie. Het gat. Een naam die iedereen zich op hetzelfde moment herinnert.