dinsdag 1 maart 2016

dinsdag 1 maart

Transcriptie van Monday 1 March, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 63-64, MARCH 1937.

Ik wou dat ik het er over hebben kon. Ach, wat een gedoe met die sensaties! Het zwart, hoe het daarmee zit, het wit, wat is er met het wit gebeurd. Iemand scheurde het moment in twee stukken, maar. Een dit, een dat. Het was werkelijk buitengewoon verrassend dat het moment hierdoor opeens uit twee stukken bestond, twee stukken die elk groter, veel groter bleken, uitgestrekt tot in langzaam niet langer nog in verdere vertes uit te rekken opeenstapelingen van wat ten slotte alleen maar een scheur was, ach, wat vervelend. Het trof me alsof niet alleen ik maar ook iedereen die ik kende, of althans meende te kennen, aan flarden gescheurd was, in brokken uiteengespat, en vaak zonder haast te maken in een vervelende verwarring naar zichzelf liep te zoeken of als iemand een wanhopig gebaar maakte, of zich integendeel net heel erg tevreden toonde over een of andere vondst, zonder pardon in de kuil van een keelgat verdween, onwennig in een knoopsgat vast kwam te zitten of opeens zonder ledematen door een turnzaal rolde, en tal van andere, vaak heel erg wonderlijke verschijnselen waarvan ik alleen veronderstellen kan dat ik niet de enige ben die het vervelend vind, dat ik niet de enige ben die in de riool van het in het twee gescheurde als gebraden sprot naar adem hap. De lijfelijke gewaarwording dat ik in een graafmachine veranderd ben en stront schep uit een diepte die niet dieper is en niet verder van me verwijderd dan het lichaam dat in een reeds vergeten ogenblik vermorzeld werd, de zenuwen die ik bal tot een flinterdun streng en in één keer uit het lichaam snok, honderd bladzijden die voelen als smeltend poolijs, waar is het metropool, de paraplu, waar is m'n muts, alsof niet het werk maar ikzelf aan de muur hang en Nessa zegt dat ze met Quinten is.

Geen opmerkingen: