Transcriptie van Wednesday 18 March, The Virginia Woolf Diary volume 5; Penguin Books, 1982; p. 18-19, MARCH 1936.
Het ziet er verrukkelijk uit, vind ik, het geruite, met lange vellen wit papier afgewerkte tafellinnen, in de zaak die Annette ooit beginnen zou, zoals Roth het gezien had, als Annette keurig en hard zou blijven werken tenminste en de altijd om procentjes verlegen zittende overheden haar arbeid niet zo zouden plunderen dat ze de kok en het personeel niet langer betalen kon, Annette die hier niet alleen een andere naam heeft maar ook een dresscode en tal van andere morfologische bijzonderheden die net Roth voortreffelijk of op z'n minst treffend genoemd zou hebben.
Een honderdjarige oorlog verandert niet meer aan het ontbijt dan het wakker worden naast een blind date.
Zo'n oorlog kan je normaal gesproken niet corrigeren. De proeven, ook die van de meest memorabele momenten, zijn belabberd. Niet zelden berust niet alleen de euforie maar ook de zakelijke afhandeling van die euforie op een vergissing, hoewel het handelsovereenkomsten en soevereine macht op buit gemaakte gebieden oplevert en een geschiedschrijving met, tot honderd jaar na dato, herdenkingsplechtigheden als Trafalgar Day en Tasmanian Native Day. Eerstgenoemde plechtige herdenkingskermis had reeds eind negentiende eeuw veel van z'n glans verloren en wat de Tasmaanse inboorlingen overkwam beantwoordde toch al niet aan de criteria. Zelfs een godje zonder de pretentie om alles haarscherp op orde te hebben, had er niets mee aan gekund. Zelfs de politici van tegenwoordig hadden er niets mee aan gekund.
Het moment, het samen- of uiteenvallen van de vele honderdduizenden dingen, is onleesbaar. In de druppel die uiteenspat op het handschrift is geen kortgerokte stagiaire die zich met het bijhouden van de veroverde gebieden bezighoudt. In het metropool van de druppel wordt net dankzij het heel erg tijdelijke verloop van alle betrokken data ook de geschiedschrijving (boekjes voor de derde leergang, et cetera) en al het overige verticaal geklasseerd. De proeven zijn uitgewist voor ook maar iemand ze had kunnen corrigeren.
Daardoor wordt gedeeltelijk, merkt Leopardi op, de sombere gedachte aan het teniet gaan van dat wat eens geweest is, verzacht en de pijn van vele verliezen gelenigd. Want die herdenkingen wekken de indruk dat datgeen wat voorbij is en niet meer terugkeert, niet volledig afgestorven is. (Giacomo Leopardi, Gedachten, blz. 18; De Arbeiderspers 1976)
Ik kan me niet concentreren, berg de privé-domein met het wellicht meest belangrijke werk van Leopardi op in de zwarte schoudertas. Annette, die hier een andere naam heeft, torst schotels met ribstuk en vis en het bochtige verlangen in smerige mergelkrochten. De hemellichamen staan in het dikbuikige glas gebrand, de sangria, het groene rietje, de kruik die een negerin naar de lippen brengt en het tijdstip op een zwarte, met nepgoud afgewerkte wijzerplaat. De muziek en de sangria maken de vorm die het heeft. Niet bedacht op nog meer frivoliteit zit ik traag en hersenloos naar de accordeon, naar de wijzerplaat, naar de rug van een dame, naar het witte tafellinnen te kijken en herinner me het vlekje van een vers van een aan Li Po verwante dichter: de mist is zo dik dat ik niet weet waar ik kijken moet.
Het schilderij, dat de dans voorstelt van een matador en een reeds door banderilleros, picadores en andere handlangers toegetakelde stier, in zware bruintinten, enkele ogenblikken voor de cogida plaatsvinden zal, is versierd met de afbeeldingen van een steeds groter wordend aantal overledenen. En, de anderen: wat van hun uitspattingen rest. De kinderportretten, de hondjes, een clown, en met dit alles van een dame ook de eerste glimlach, die vaak de mooiste is.
zaterdag 19 maart 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten