Uit de Koestraat komen twee meisjes fietsen. Het is nog net iets te koud om zonder sjaal te fietsen. 'Als ze je dood willen,' zegt een van de meisjes, terwijl ze zonder om te kijken het wegdek nemen, 'dan krijgen ze je wel dood.'
In het pannenkoekenhuis zit ik aan het venster. Cécile windt zich op over een aanslag waarbij tien mensen om het leven kwamen. Het zou 's ochtends vroeg gebeurd zijn, in Zaventem. Over het voetpad, buiten, stappen mensen die net als ik geen andere betekenis hebben. Een verwarring van sferen. 'Dit is de enige plek waar ik altijd hetzelfde neem,' zeg ik.
Aan een van de tafels in de boekenwinkel zit een dikke dame in een brede, cobaltblauwe mantel, volgepropt met het dikke hooi van een zomeravond. De zonnebril zakt tot het neusbeen. Verrast staart ze naar de zonnebril, die ze opeens vlak voor zich heeft, tilt de bril op, staart naar de montuur, wat ze vervolgens met rust laat. Zodra ze opstapt, zakt de bril over haar neus tot onder de neustop en blijft daar hangen als de voor het lastdier bedoelde riem.
dinsdag 22 maart 2016
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten