Ik open de poort. Hoe simpel en betekenisvol is het lidwoord. Geen poort in Oekraïne waar een in medialucht gebakken stuk rund me staat op te wachten geflankeerd door drie apenkoppen en een matrone in een mantelpak van dollarbiljetten, geen poort in Brussel waar ze ook heel wat poorten hebben, geen poort in Parijs, geen poort in Genua, geen poort in Amersfoort. Nee, de poort. En hoe simpel en betekenisvol het werkwoord is. We openen de hele tijd door van alles en nog wat, een colablikje, de inbox, een panelgesprek, het mediacircus, een enveloppe. Is het Nooteboom die over dit laatste opmerkte dat je een geopende enveloppe nooit meer sluiten kan?
Jos springt binnen. Hoe misleidend in dit geval een werkwoord is: hij moppert, heeft z'n dagje niet. Gisteren hebben ze z'n vader begraven. In Sint-Niklaas. Want hij is van Sint-Niklaas. Dat deed wel iets, die geboortegrond. De landschappen he, zegt hij, in Gent hebt ge dat niet. En zo'n begrafenisweek gaat in de kleren zitten. Hoe is zijn vader aan z'n eind gekomen, vraag ik. Den ouwerdom, moppert Jos. Slijtage. Het ene moment leefde hij nog, het andere moment was 't ie dood.
Het mensdom wordt de hele tijd door vervangen. Mislukking, slijtage, een afvalberg. In een sfeer van geluk en misère worden de vervangstukken aangemaakt. Meestal gaat het mis met die vervangstukken. Ze gaan een eigen leven leiden, raken zoek in andere levens. Voor de producenten van het vervangstuk blijft na verloop van tijd vaak niet veel meer dan een verzameling momentopnames, foto's die de handleiding documenteren. Soms komt er eentje weg met een biografie. Alle biografieën samen veroorzaken zo'n stank dat je beter af bent zonder.
Een expert buigt zich over de nutteloosheid. Het vervangstuk wordt torenhoog bejubeld en die bejubeling is telkens weer zo prachtig dat je tranen in de ogen krijgt.
We bekijken het werk van Mil. Er zijn nog bezoekers. Sommigen kruipen, anderen staan of liggen.
De pastoor van Hoevene komt een kijkje nemen. Hoevene is boven Antwerpen. In Hoevene slachten ze ganzen door ze de kop om te wringen. Wat ze doen, ze knopen het dier aan een galg en gaan er vervolgens om beurten aanhangen, gezonde boerenjongens met gezond boerenverstand. Ze zuipen, het keelvocht vloeit, de dorpelingen joelen en de pastoor komt een kijkje nemen. Mil is opgegroeid met dat ritueel, ze woonden aan het dorpsplein. Tegenwoordig doen ze het met een dooie gans. Ze gaan er aan hangen tot de nekwervels van het dier het begeven. Je staat er van te kijken, zei Mil, ze gaan er met hun volle gewicht aan hangen en toch duurt het uren voor ze die gans kapot hebben. En dat ze het vroeger met levende ganzen deden.
Achtentwintig bezoekers op een zondag, is dat weinig of is het veel? En hoeveel kunstenaars, van die 28? Ik heb ze geteld, het waren er vijf.
En wie nog? Een galeriste uit Antwerpen, de pastoor van Hoevene, twee Italianen, iemand uit Montpellier, voorts ook enkele bussen die voor de musical kwamen - jamaar dahebbewenie, zei ik - en vijf Turkse jongens van een jaar of tien.
Waar ze wonen, vroeg ik aan de Turkse jongens. Aan de Dampoort, zei de dikste en oudste van het groepje. Ze hadden er wel zin in, waren trouwens al eens in crox geweest, gingen een kijkje nemen in de witte ruimte. De jongsten jenden elkaar en begonnen heen en weer te rennen. Hou daarmee op, zei ik. Ze hielden ermee op. De oudste en dikste vroeg wat het betekende. Dat filmpje. Hij wees naar het filmpje, het filmpje met Michel die een zwarte stoel in gruzelmenten slaat. Ik vertelde wat het betekende, ze knikten. Dus dat betekent het, zei ik.
zondag 15 februari 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten