donderdag 30 december 2010

donderdag 30 december

Altijd heb ik me afgevraagd wat er dan wel in Antwerpen te zien is, buiten de koepel van het Centraal Station waarover Sebald het in Austerlitz heeft en de zoo waar een okapi op gummi-achtige bladeren staat te kauwen en een dwerguil in een betralied en met stront bepleisterd hok met dichtgeknepen oogleden naar de vandalen zit te kijken die zich van zijn uitzichtloze misère komen vergewissen, tot opeens één oog wijd open staat en uit die ronde, donkere opening als uit het gat van een rioolpijp een ziedende duisternis over de schedel van de onfortuinlijke dierentuinbezoeker spat. Die dwerguil weet verdomd goed waarom hij dat stuk hondevreten zo zit aan te kijken. Als mij gevraagd zou worden, wat natuurlijk niet gebeurt, niemand stelt dat soort vragen, wat ik over het bestaan van dat onheil weet, dan zou ik eerst en vooral overal vandaan alle heiligenbeelden op en naast elkaar willen plaatsen om ze dan met een voorhamer stuk te slaan, zonder uit te leggen waarom ik dat doe. Of je idioten de les spelt of naar de mond praat maakt weinig uit. Hoogstens zeggen: iemand moet het doen.
Aan wat Sebald in Austerlitz over Antwerpen vertelt, leek ik lange tijd genoeg te hebben. Met de koepel van het Centraal Station had hij zijn wereldwonder, met die dwerguil ik wat mij over de kruiwagens en strontkarren van de ziel was bijgebracht.

In Antwerpen verdwaal ik altijd. Als ik vlakbij de Meir ben, heb ik geen idee waar de Meir is. Ik ben op het atelier van Nele Tas geweest, stond pal voor de deur van het pand zonder dat daar een in een stratosferische put tollend stuk schroot aan te pas gekomen was - en toch zou ik niet weten hoe ik er komen moet. Lui die ik vertrouw hebben me verzekerd dat Antwerpen een glashelder stratenplan heeft. Het leest als Heidegger en Derrida, als ik niet weet wat ze bedoelen, kom ik geen straathoek ver, wat eindigt in de cafetaria van het Centraal Station.
Vandaag gaat het makkelijk. Bie had me uitgelegd hoe ik rijden moest. Ik parkeer de auto voor huisnummer 252.

We drinken een zoete sherry. Nina komt er bij zitten. We hebben het over Heidegger en zijn hier en nu zijn van het hier en nu bestaande. Die man kan niet schrijven, mompel ik. En over Derrida en over Wittgenstein hebben we het ook. Later kijken we naar een montage van de kringloopfilm van Bie.

In Roxy Tornado is 't een rustige avond. Nina had de keet getipt. Ze hebben er een smerig lekkere tiramisu, had ze gezegd.
Antwerpen heeft een kraakhelder stratenplan, zeiden ze. Ik dacht aan Austerlitz en wat Sebald over het Centraal Station geschreven had en dat Sebald op een of andere manier op Snijders leek en ik besefte dat Roxy Tornado weer naar een andere plek verhuisd zou zijn voor ik had weten uit te leggen hoe je Roxy Tornado vinden moet. We bestellen een tajine van vis, op smaak gebracht met tomatensaus, noten en broccoli, en de couscous.
De couscous is met lamsvlees, wortel en ajuin, pruimen, aardappel, chinese kool en ramenas. Aan de overzijde van de straat is een kringloopwinkel.

zaterdag 25 december 2010

weekendalfabet

vrijdag

Na de ijstaart beginnen de voorwerpen op tafel aan een olijk dansje, misschien geprikkeld door de vele geschenken die vaak met z'n tweeën of drieën tegelijk uit de geschenkverpakking tuimelen.
Iedereen doet alsof helemaal niemand weet wat er in de met primaire kleuren uitgedoste pakjes zit. Het pakje met polkadots ziet er heel erg aardig uit.
Inge is er zeker van dat dit pakje alleen voor haar bedoeld had kunnen zijn: het polkadotpakje. Paya is vergeten of het polkadotpakje voor Inge of voor Werner is. Na het aankleden van de geschenken heeft ze over het hoofd gezien wie dat vrolijke polkadotpakje aangetrokken kreeg. Dat moeten Werner en Inge zelf maar uitzoeken, zegt ze.
Er is een boek met een bondig en keurig overzicht van de werken van Schinkel, een architect, klassiek, Duitse avant-garde uit de negentiende eeuw.
Er is een boek over digitale fotografie en een doosje met parfum van Chloë. Schinkel en Chloë zijn voor Inge.
Er is een dvd met Nosferatu, een film van Friedrich Wilhelm Murnau. Van de ijstaart bleef een reep van één duim breed. Links onderaan: Een handige dromer, de meest recente publicatie van A. L. Snijders, en twee schijfjes met werk Joseph Haydn. Onder Haydn zit een volume van Herta Müller, de Duitse vertaling van De mens is een grote fazant, en onder Snijders een volume met foto's van Lee Friedlander.

Later komt het gesprek op Luis Bunuel.


zaterdag Een fonkelende slinger van blauwe lampjes. Dat is een prachtig geschenk: in het Taunusgebergte, als de weg plots boven de wand van het donkere woud uitstijgt, glad, ze hebben gestrooid maar nadat ze gestrooid hadden is het weer gaan sneeuwen. Ik ben op weg naar Berlijn. De weg naar Berlijn gaat over Bielenfeld. In het dal, vlak naast de autosnelweg, is een wirwar van bleke lampjes. Van de mensen die er wonen is weinig bekend. Het staat niet in hoofdletters boven de autosnelweg: Mrs. Henry. Een lamp leunt tegen de kerstboom. Gezellig.

Op het keistrand is niemand. Ik draai de auto over het asfalt. Het terrein is net zo luizig als de dag dat ik begreep dat Alberti gestorven was. In de kranten hadden ze het toen de hele tijd door over Alberti gehad.
Over het strand wandelen zonder het te beschadigen, dat valt niet mee. Het trof me, de aanblik van die lege plek.

nature morte à la manière de Perec

Op de foto boven de kerstboom ben ik net van tafel opgestaan. Uit de speakers drupt het zure gekwijl van Julio Iglesias.
Ik heb drie vragen te beantwoorden.

Onderaan is het glas robuust en tamelijk breed met een onderkant als de trage glooiing van een tinnen schaal. Het glas heeft een korte en strakke poot en het Spaanse bier dat ze als gebruikelijk in dit soort glas serveren is slap en zonder smaak.

De kerstboom staat in een zwarte bloempot en de zwarte bloempot in een blauwe emmer. Op het rode tafelkleed, dwars onder de zwarte bloempot, is een donsdeken van verdwaalde dennennaalden beland en over de foto boven de kerstboom dwaalt een stip.

In het kerkje draaien ze iets van Bunuel en onder de orchideeën zit een beertje. Pas op hoor, zeggen de knoflookstrengen.

vrijdag 24 december 2010

zondag 19 december 2010

zondag 19 december


Willy had het op de radio gehoord, zei hij: Captain Beefheart is dood.
Ook Kris had het op de radio gehoord waar iemand aan toevoegt dat ze het alleen op Klara over de dood van Beefheart hadden gehad.
Ik klik de site van De Morgen aan. Onder Media & Cultuur staat iets over Prins Harry: Harry kreeg een award voor liefdadigheidswerk in Lesotho.
Hadden ze net zo goed kunnen uitreiken aan iedereen die er wegbleef.
En de doodskist van de moordenaar van JFK werd geveild.
Cultuur op maat van Jan en alleman: wegzakken in stront.
De site van The New York Times biedt een uitgebreid overzicht van het werk van Captain Beefheart. Het gesprek komt op Zappa.
Jeff Beck zou over Zappa gezegd hebben dat hij Zappa als gitarist beter vond: beter dan Jeff Beck.
Jeff Beck kent elk plekje van z'n gitaar, legt Willy uit: voor-, onder-, achter-, zijkanten.
En John Mayall heeft 73 albums uit.
Nu we het daar toch over hebben, er is nog een gitaar, zegt Willy. Maar die naam weet hij zich niet meteen te herinneren.
Die heb ik nog in het Colosseum meegemaakt, mijmert Willy. Mick Jagger heeft er nog mee gespeeld. Die gast heeft nog meegespeeld op een plaat van Kevin Coyne.
We raken het er niet over eens of Zappa ok is tot eind of tot midden jaren zeventig.
En dat dus Jeff Beck zei dat hij Zappa beter vindt.
En opeens herinnert Dee zich de naam: Alexis Korner.
Alexis Korner, dat is de blanke blues, daar komt John Mayall vandaan en Mick Jagger en die lui van Colosseum.
Niet John Mayall heeft de blanke blues geïntroduceerd, verduidelijkt Willy, dat is de vergissing: niet John Mayall heeft de blanke blues geïntroduceerd.
Hoe schrijf je dat, vraag ik, met een C?
Met een K, Corner schrijf je met een K, blaft Willy.
Over Zappa hebben we gezegd wat over Zappa te zeggen viel, dat hij het was die Beefheart aan een platencontract geholpen had, dat ze samen op school gezeten hadden leken we geen van allen te weten, en dat Beck ooit beweerd zou hebben dat hij Zappa beter vond, beter dan Beck. Het gesprek komt op The Sex Pistols.
Fuck, ik vergat Zappa te vermelden. Ik neem de in zeven haasten in het Moleskineschriftje gekriebelde notities door: Zappa ontbreekt.
'Ja, tenslotte heeft hij de kapitein aan een platencontract geholpen,' schrijf ik. Het is Willy die dat gezegd had.
& Never Mind The Bullocks hebben ze niet eens zelf gespeeld, merkt Willy op: Chris Spadding heeft de gitaar ingespeeld.
Mooie anekdote: Spadding en Riguelle backstage, Riguelle die aan Spadding vraagt mag ik je gitaar eens proberen, en geen noot uit die gitaar van Spadding krijgt.
Spadding stemt z'n gitaar op zo'n manier dat alleen hij er op spelen kan.
Willy: En Fred Frith is begonnen bij King Crimson.
Wat een discussiepunt wordt, Guy oppert dat hij dat moeilijk geloven kan, dat Fred Frith bij King Crimson begon.
En zo blijven we bezig.
Assange, merk ik op, wordt aangerand door twee vrouwen en gearresteerd omdat hij ze verkracht zou hebben.
Wereldwijd: een ruk naar rechts. En in Vlaanderen, 't zijn triestige tijden.
En dat is een eufemisme, grijnst Dee: 't Zijn triestige tijden.
De tyrannie van de mediocriteit. 't Zijn triestige tijden.
Ik wil niet in herhaling vallen, grijnst Dee: Het zijn triestige tijden.
Weet ge hoeveel dat kost, vraagt Kris, een kruisboog.

's Avonds, aan de computer, thuis, het tijdstip is 20:25, stel ik vast dat 386 mensen op de crox-site zitten. 386.

zaterdag 18 december 2010

zaterdag 18 december

Van de gebruikelijke handelingen staat bovenaan, met gladde grijns, zinledig en schraal vernuft van zwijnerig in walmen barstend brons: het knopje van de brandkoffer aanraken, het inraken, het aandrukken. Als dat in één keer lukt bokaalgoud. Andere handelingen doen zich voor, soms in licht aangepaste volgorde, krassend geschar, schuivend wijd uiteen gaan van elkaar kruisende bevindingen, zonder het plechtige nochtans van wat het overtolligheidje had moeten zijn: aanklikken, intikken, losmaken, optillen, verplaatsen. Want dit is dit en hier is hier en dat is dat en daar is daar.

bezoekers

Sarah Dhont, wat later Vincent Verbiest van Actionfields, Conny Kuilveld en Ben als ik me niet vergis.
De katten in de buurt hebben gekke namen, hoor, zeg ik: Olifant, Muis, Champignon.
'En dit is...?' vraagt de nieuwsgierige bezoeker. O, dit. Dat is de witte poes van de buren. Geraldine heet ze, vermoed ik.

vrijdag 17 december

Ik kijk naar het voetpad. De metereologische dienst had aangekondigd dat het ging sneeuwen. Op het voetpad is niet meer dan een vaag en ruw knipsel van wat vannacht slechts heel even een witte bladzijde is geweest.
Gisteravond. Ik was net van plan om de auto in de garage te draaien. Als aan de overzijde van het wegdek auto's geparkeerd staan, biedt dat in de Knokkestraat weinig speling. Ik had het portiek geopend, vlak achter de Kangoo stond een auto. Opeens. In de achteruitkijkspiegel had ik de koplampen kunnen zien, ze kwamen razendsnel dichterbij. Ik stap uit, maak een teken, open de garagepoort, dat is zo gebeurd. De auto maakt een gek manoeuvre, beukt over het voetpad, ik heb opzij te springen. En wat gebeurt: hij manoeuvreert z'n auto over het voetpad tussen stoeprand en de gevel van huisnummer 37, komt met de bumper van z'n auto tegen de binnenzijde van het openstaande portiek terecht, wat een gek, gaat dan even in achteruit en stoot het koetswerk van z'n blinkende karretje haarscherp perfect over het voetpad zonder tegen wat ook aan te botsen. Zelf had ik het niet gekund. Haarscherp zie ik het gezicht van de man. Hij is een jaar of dertig, wat ouder of misschien wat jonger misschien. Van de gelaatstrekken ketst apolitieke brutaliteit. Wat ben ik blij dat ik niet aan het stuur van die auto zit.

traagspringen (2)

Mannen en vrouwen hebben gelijke rechten.
Maar waaruit dat blijken zou. Geen mens die het weet.

donderdag 16 december 2010

traagspringen (1)

Zo traag springen dat de wereld onder je doorschuift.
De bedoeling van het traagspringen is dat je zo weinig ver mogelijk springt.
Tot net voorbij het eind van de wereld. Dat is het begin.
Je hebt een aanloop te nemen, net als bij het verspringen.
Bij het traagspringen komt het er op aan om zo lang als mogelijk boven de aardbodem te blijven hangen.
De reikwijdte van de sprong is discutabel. Winnaar, voor zover we het in deze discipline over winnaars en verliezers hadden kunnen hebben, is wie het langst van de aardbodem verwijderd blijft en exact daar neerkomt waar de sprong begon.

vrijdag 10 december 2010

tsp

Concert van The Singing Painters in het gerenoveerde pand van Jan Fabre, aan een dorpsplein in Borgerhout en op een steenworp van De Kroon waar we in 2005 een concertje hadden.
Met de soundcheck proberen we een film van Dreyer uit, Vampyr. Tijdens het concert, rond een uur of twaalf, zes uur later, wordt het uiteindelijk toch The Killing Of A Chinese Bookie van John Cassavetes. Jan had voor een rondleiding gezorgd. In het pand van Troubleyn werden 6 nieuwe werken onthuld en er waren hapjes.
Steekkaart van het concert. Het 34ste concert. Het 1ste, dat moet ergens begin september 1997 geweest zijn. 3 september. Amy en Sally Kephart die luidkeels in een jetlag wegzakken, dat leverde het eerste nummer. Vandaag is het de derde keer dat we de NOISE WALL doen. Die noise wall is een recent ding voor het eerst uitgeprobeerd in Zebrastraat eerder dit jaar. Een van de hoogtepunten was een repetitie begin september. Daar hebben we een opname van. Vandaag is het 3 + 2. We hebben Adriaan Verwée (basklarinet) en Bart Maris (trompet) extra. Sinds dat hoogtepunt begin september hebben we niet gerepeteerd en die andere keer met Bart er bij was in 1998.
Na de soundcheck hadden we te socializen terwijl we nochtans het plan hadden gehad om op restaurant te gaan. Elsemieke, die voor Fabre werkt, zei dat ze in croxhapox geweest was, dat was die keer met Leentje, en Hannelore deed de bar samen met nog wat meisjes. We hebben een loge, dat is nooit eerder gebeurd, en er is champagne. Het parterre stond afgeladen vol. De frontman van Zita Swoon is van de partij, merk ik. Ik hou van Zita Swoon. Op m'n laptop is het in iTunes een van m'n favorieten.
Bart is er vijf voor twaalf. Hij deed al een concert, met Moker. 5 na twaalf beginnen we er aan. Het duurt tot een uur of twee. Eén track, geen pauze, een traag begin waarvan ik me eigenlijk alleen herinner dat ik met twee houtblokken bezig ben en Bart amper horen kon en aan de stoornis leed, waar je als performer immuun voor hoort te zijn, dat het tijdens die repetitie begin september veel beter was geweest. Zo is het nu eenmaal. Je koopt er geen garnalen mee. Na een minuut of tien drijven we het tempo op. Het gaat schroeien en het loeiende tempo blijft, alleen onderbroken door een traag en pompend ritme, halverwege de set, waar Bart als op een koord boven uit gaat dansen, en daarna weer net als eerst, een loeiende klankmuur, de zaal stroomt leeg, en soli in geïmproviseerde volgorde. In de leegte van het theater blijven twaalf mensen zitten. Ik tel ze niet, ze zijn met z'n twaalf, of twintig misschien, of elf. Ze zitten in het verste en meest duistere deel van de spelonk. Ik kan me niet herinneren wanneer ik ze voor het eerst opmerk. Of is het een fantoom. We staan in een lege zaal, warm en zacht en hersenloos in de lauwe schaduw van een vette drol.

vliegjes

Wat zijn jullie toch met veel vliegjes. Ontzettend veel. Honderdduizend, een miljoen.
Wat zijn jullie toch met veel vliegjes zeg. Sleuren, uitladen, grapjes maken. Zit m'n snor goed?
Moet je horen, vraagt de sukkel, zit mijn snor professioneel. Godverdomme.
Of z'n snor zit. Nee. O, wat een obsceen spektakel: op de bovenlip. Godverdomme.

En wat gaan we met Kerstmis doen. O, Jezus, wat gaan we met Kerstmis doen.
Dan neuken we de kalkoen. He, wat een idee. Dat gaan we met Kerstmis doen.

dinsdag 7 december 2010

dinsdag 7 december



Jan en Tomas, resp. camera assistent en camera.
Tomas volgt de aanwijzingen van Mira op
en doet het beeld. Jan doet de technische bijzonderheden.

foto's: (midden) De kunstjes van Jurgen. Hij doet het licht. (onder) Maarten en Marieke hebben een pauze. Joram zit voor z'n computer. Hij doet scriptmontage.


We hebben studenten van Narafi over de vloer, een Brussels filminstituut. De zaal achterin is het decor van één scene uit Schemer, een kortfilm van Mira Caroen. Zij doet de regie.
Stijn, de productie-assistent, is met de percolator bezig. Het ding is één meter hoog en zit van onder tot boven vol koffie. Na het filmen, 's avonds, als de crew na de laatste shoot toch nog de moeite neemt om het geluid van de zaal te registreren, dat moeten ze doen, ze doen het met elke ruimte waar ze filmen, giet hij twee emmers vol koffie door de gootsteen. Wat zonde, bedenkt hij luidop, zoveel koffie.
Lore is productieleiding. Ze is druk in de weer. Ook Anysa is crew. Zij is opnameleider. 'Stilte voor repetitie!' roept ze, en dan is iedereen stil. Ze roept het nog een keer want niet iedereen is stil.
Sanne is setdresser, Stijn een bezoeker, Silke de art director en Martijn een van de figuranten. Ook Shani, Laura en Hendrikje zijn figurant, of stand-in zoals het heet, ze vervangen Marieke en Maarten. In de film is Marieke het lief van Maarten. Joram staat in voor de scriptmontage en zit tussendoor de hele tijd door op de site van Het Laatste Nieuws. 'Stilte voor repetitie!' roept iemand.


Martijn, stand-in, figurant, bladert in een editie met comics van Jeroom.

zaterdag 4 december 2010

zaterdag 4 december



In de sneeuw is het spoor van een vogel, vlakbij de poort van nummer 37. Grijs drab spat over het straatdek.
Aan de Heuvelpoort gaat een auto traag dwars door het stoplicht, wat verderop nog een. Sneeuw vlokt over het wegdek. Ik parkeer de auto in de Lucas Munichstraat, een holbewoner sjokt over het voetpad, er is plaats zat. Op het woonerf gaan de pootjes van een katachtige tot vlakbij de croxpoort. En dan het spoor terug, linksop, naar de open ruimte van het woonerf. Ik schroef m'n vingers uit de handschoen, open de poort, op het erf is niemand.
Ik ben met het koffie-apparaat bezig als ik stemmen hoor. Ze stappen door naar de ruimte van Sommer.


Er zijn twee jongens die kennelijk voor het werk van Robin komen en wat later buren van Guido en Beatrijs. Uytensprot heten ze, of zoiets. Sympathieke mensen. Wat ik niet eens wist, dat er in Vlaanderen ook sympathieke mensen wonen. Ik deed het papierwerk, zegt Fred. Dat hij gedichten schreef hadden ze niet eens geweten. Ik schrijf voor intieme kring, zou Guido gezegd hebben. Papierwerk, meer wil Fred het niet noemen. Papier is papier. Het rokje en de collants was hem niet opgevallen. Dat het raar is, zegt de echtgenote, hoe bekrompen ze tegenwoordig zijn. Toen wij jong waren, was het open en bloot, zegt ze. En die jeugd van tegenwoordig, ze zijn gekrompen tot het format van een vingernagel.