zaterdag 4 december 2010

zaterdag 4 december



In de sneeuw is het spoor van een vogel, vlakbij de poort van nummer 37. Grijs drab spat over het straatdek.
Aan de Heuvelpoort gaat een auto traag dwars door het stoplicht, wat verderop nog een. Sneeuw vlokt over het wegdek. Ik parkeer de auto in de Lucas Munichstraat, een holbewoner sjokt over het voetpad, er is plaats zat. Op het woonerf gaan de pootjes van een katachtige tot vlakbij de croxpoort. En dan het spoor terug, linksop, naar de open ruimte van het woonerf. Ik schroef m'n vingers uit de handschoen, open de poort, op het erf is niemand.
Ik ben met het koffie-apparaat bezig als ik stemmen hoor. Ze stappen door naar de ruimte van Sommer.


Er zijn twee jongens die kennelijk voor het werk van Robin komen en wat later buren van Guido en Beatrijs. Uytensprot heten ze, of zoiets. Sympathieke mensen. Wat ik niet eens wist, dat er in Vlaanderen ook sympathieke mensen wonen. Ik deed het papierwerk, zegt Fred. Dat hij gedichten schreef hadden ze niet eens geweten. Ik schrijf voor intieme kring, zou Guido gezegd hebben. Papierwerk, meer wil Fred het niet noemen. Papier is papier. Het rokje en de collants was hem niet opgevallen. Dat het raar is, zegt de echtgenote, hoe bekrompen ze tegenwoordig zijn. Toen wij jong waren, was het open en bloot, zegt ze. En die jeugd van tegenwoordig, ze zijn gekrompen tot het format van een vingernagel.

Geen opmerkingen: