Penne, witte pens en twee keer de Sole meunière.
Pierre Klossowski on Nietzsche.
Ik parkeer de apparatuur op Wikipedia, verneem dat Pierre Klossowski in Parijs geboren werd, op 9 augustus 1905, en de oudere broer van Balthus was.
Paroles van Prévert, de 240ste editie van het boek, een Gallimard uit 1949. Gitzwarte cover.
Jelle legt uit hoe de nagelmachine werkt.
Inge herhaalt het drie keer: puree... gebakken aardappelen... kroketten...
Vlak bij de Nieuwe Wandeling probeer ik geld te tanken, wat niet lukt. Drie mensen schuiven mee aan, behoedzaam. Ze bekijken me. De eerste heeft een dunne smile om de lippen, het meisje doet me aan iemand denken en de derde is zo groot en dik dat we met z'n drieën in z'n ontbeende karkas plaats hadden kunnen nemen.
Jammer, merk ik op, dat een zeetong slechts twee zijden heeft.
David is met het kastje van een beamer bezig, Guy met de nagelmachine.
Met Jelle komt het gesprek op de meest recente flyer. We drinken koffie. Het is een prachtige dag. De hoofdredacteur reikt me het mandje met broodjes aan.
Net voor het middaguur zag ik Jos op een fiets. Hij klom zwoegend over een lichte helling. Aan de Watersportbaan liep een jonge vrouw met een blos op beide wangen. Op het terrein aan de kom staan honderd caravans. Het takhout heeft er zin in, merk ik.
Het gesprek kwam op Jean Fauquet. In Dagboek '68-'69 van Daniël Robberechts (het balanseer 2010) had ik volgend fragment aangetroffen: 'Maar dan rees de vraag: - of de lichamelijke afwezigheid de geschriften niet nog meer kon vervalsen dan een optreden. Zo druk en zo vanzelfsprekend is de sociale omgang geworden, dat afzondering de luister verkrijgt van een geheimzinnige uitzondering. (Zodat het eigenlijk verbazend is dat nog geen uitgever eraan gedacht heeft de afzondering van een auteur tot reclame aan te wenden).'
Ik rij naar Limerick, overhandig de voorraad cards en wat boeken.
dinsdag 5 maart 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten