donderdag 25 september 2014

een reconstructie (vervolg)

(13) ideaal

Iedereen die in die tijd lifte, heeft het meegemaakt. Ik kan me niet herinneren of het ritueeltje ook later nog toegepast werd. Als je, zwaarbepakt of niet, aan de oprit naar een autosnelweg of departementale weg belandde en er stond al iemand, dan ging je nooit voor die persoon aan de oprit staan maar stapte je door tot je je vijf tot tien meter verderop bevond, als tweede of derde of vierde in de rij. Lifters, niet zelden met z'n tweeën, soms met z'n drieën (wat mij in 1978 in Manitoba overkwam), hadden vaak een pancarte of een karton of een papier bij waarop de gewenste eindbestemming stond, wat ik in 1977 niet deed, in dat traagjes met gebeurtenissen dichtslibbende jaar (Lee Miller overleed op 21 juli, de dag dat ik aan de route door Frankrijk begon, Vladimir Nabokov was drie weken eerder overleden, in de Stille Oceaan experimenteerde Frankrijk met atoomproeven, met Jimmy Carter hadden ze in de States een democraat als president, Un homme qui aimait les femmes van François Truffaut was in Frankrijk overal in de bioscoop te zien, Georges Perec schreef aan La vie mode d'emploi en in Rocroi domineerden Belgen het sidecars tornooi), ik lifte met losse pols, als in Sedan iemand zei dat hij of zij me tot Luneville meenemen kon stemde ik daar mee in zonder me druk te maken over waar Luneville zich bevond, ik hield hoogstens in de gaten of het zuid- of west- of noord- of oostwaarts was, los daarvan kon elke tussenbestemming als ideaal ingeschat worden. Met Gérardmer evenwel had ik eerst en vooral uit Les Vosges weg te komen, waar kennelijk een sequel van de zondvloed begonnen was. Het moet een ochtend geweest zijn. Na twee dagen in de gîte, waar vooral mensen die een of andere GR volgden beland waren, over Le Ballon d'Alsace lopen meerdere routes, had ik er genoeg van. Voorbij de gîte boog de asfaltweg zuid- en westwaarts door een landschap waar den dominant bleef. Het regende.
De eerste auto die passeerde ging naar de kant en bracht me naar Remiremont. Vandaar ging het zuidwestelijk naar Plombières-les-Bains en Luxeuil, een dorpje aan de westelijke rand van de Vogezen. Hoewel hij in 1977 geen rit in de Tour de France gewonnen had, geen imitator van Claude François was, voorts geen functie of positie van betekenis bekleedde en al evenmin een moord of een bankoverval gepleegd had, was de toen 29-jarige Marc Liblin een van de meest besproken figuren van Luxeuil-les-Bains, een wat eenzelvige, intelligente jongen die in het woelige mei 68 een diploma behaald had aan een van de plaatselijke lycea, negen jaar later geen vast baantje had, wat hij ook probeerde, het duurde nooit lang voor ze hem eruit gooiden, niet eens omdat hij een boekenwurm was, terwijl hij twee decennia later niettemin bekend zou komen te staan als de Einstein van Rapa Iti, ook wel Oparo genoemd of Oparo Island, en bij zijn dood in 1998, op amper 50-jarige leeftijd, in het Tahiti-Pacifique magazine met een met bijzonder emotionele révérences gelardeerde necrologie geëerd zou worden. Vooral midden jaren negentig had hij in het Tahiti-Pacifique magazine artikels gepubliceerd met titels als L'apprenti, L'indigène, Hommes sacrés de Rapa en Le matriarcat polynésien, terwijl het gros van wat hij schreef ongepubliceerd bleef en men niet eens weet, op die paar gepubliceerde artikelen na, waar het zich bevindt. Op Rapa Iti, veronderstel ik, de meest afgelegen plek van alle Polynesische eilanden, waar slechts vier keer per jaar een schoener aanmeert, de Tuhaa Pae, dat ook al deed in 1977, met levensvoorraad, met de recentste edities van het Tahiti-Pacifique magazine, en dat na de dood van Marc Liblin - in het Hôpital Jean Prince de Papeete, op 26 mei 1998 - zou blijven doen; Rapa Iti die op 11 september 2001 zowat de enige plek op aarde was waarover geen topografische gegevens bekend waren. De eerste stereoscopische sattelietfoto van Rapa Iti, met voldoende resolutie en op een moment dat er geen wolken boven de steil uit de Stille oceaan oprijzende rotsbult hingen, zou pas in 2009 genomen worden.(1)
Z'n vader is een meestersmid. Over de familie van Liblin echter is weinig terug te vinden. Schalansky kaart het merkwaardige levensverloop van Marc Liblin aan in haar Atlas van afgelegen eilanden,(2) maar over een van de meest elementaire gegevens, de ontmoeting van Marc Liblin en Meretuini Make, zijn enkele van de bronnen het oneens. Volgens de een zouden wetenschappers van de universiteit van Rennes zich van 1981 tot 1983 beziggehouden hebben met het ontcijferen van de vreemde klanken die Liblin maakte en toen ze de hoop al bijna opgegeven hadden in een havenkroeg in Rennes een voorstelling georganiseerd hebben. Een andere bron evenwel vermeldt dat Liblin reeds in 1980 een zekere Charly ontmoette, iemand uit Tahiti, die hem aanspoorde, na het ook in de versie van Schalansky figurerende recital in een kroeg in Rennes waar een groepje Tunesische matrozen zich met Liblin vermaakte, om Meretuini Make toch maar op te zoeken, wat de van nature verlegen Marc Liblin aanvankelijk niet aandurfde. Het is Charly die er uiteindelijk voor zou zorgen dat twee Polynesiërs Liblin vergezellen naar een uithoek in de banlieue van Rennes waar Meretuini Make in een kleine huurwoning woont.
Terwijl ze in Luxeuil-les-Bains wellicht niet echt wakker lagen van de zonderlinge gave van Marc Liblin was dat drie eeuwen eerder wel het geval met Desle la Mansenée, een dame die door de autoriteiten van ongewone medische praktijken verdacht werd en na de gebruikelijke martelpraktijken en een schijnproces op de brandstapel belandde, wat trouwens maar het begin was van een volstrekt geflipte époque waarbij op gegeven ogenblik maar liefst duizend inwoners van Luxeuil eenzelfde verdenking boven het hoofd hing.(3) Een zekere Leduc als ik het goed heb beschuldigde het wijf van Grepet van hekserij. Wat onder hekserij begrepen moest worden, wist geen mens, wisten ze toen niet en weten ze thans evenmin, maar het volstond om luidop te prakkiseren dat je maagzuur met pepermunt bestrijden kan om op zijn minst een heel erg verdachte indruk te maken. Grepet, ziedend, beschuldigde Leduc, ongetwijfeld alleen omdat hij een oogje op Annette Leduc had, van sodomie. Het duurde niet lang of iedereen in de tyfusnegorij had het met elkaar aan de stok. De meest onschuldige handeling, dauwtrappen bijvoorbeeld, mieren tellen, brandneteltopjes plukken, volstond om de Abt, die met een A aangesproken hoorde te worden, in een staat van hoge paraatheid te hebben en op z'n Liblin's misschien verwarde klanken uit te stoten waarbij het Merde Dieu niet uitblijven kon, maar dat hoorde niemand, alleen de koorknaap die niet alleen op zondagen aan z'n pikkel zoog. Wat er ook van zij, de hele negorij, die onafgebroken en met wisselend succes door Pruisen, Zwitsers, Germanen en Fransen geclaimd werd, wat met net zo'n brutale slachtpartijen gepaard ging zoals sinds jaar en dag op televisie te zien is, zat in de rats met zichzelf: iedereen was schuldig aan hekserij. Satan had Luxeuil op zo'n doortrapte manier te pakken dat geen klodder gespaard bleef. Hoe ze er uit kwamen, weet ik niet. In Luxeuil zat simpelweg iedereen in therapie tot en met de Abt toe die zich geen raad wist met het Satanische orgasme waar net hij en luitjes waar hij op vaak Liblinaanse wijze verkering mee had een causaal en verre van onbeduidend oraal verband hadden. Zoals ik al zei, wie niet slim is moet dom zijn. Toen Luxeuil eindelijk min of meer tot rust gekomen was en de industriële revolutie voor het stadje een onuitputtelijke bron van genoegen bleek was er, dit keer aan het zaad van een hoefsmid ontsproten, opnieuw een calamiteit, hoe onschuldig het aanvankelijk ook bleek: in dromen zonder causaal verband had een knaap van zes jaar oud van een tot op heden onbekende entiteit een taal geleerd die alleen op Rapa Iti gesproken wordt, een knorrige bult in de Stille Oceaan waar bijna niemand woont omdat er niets te eten valt.

Ik beland in Langres waar geen jeugdherberg is, vind een kamer in een grauwe straat, dwaal door een stadje waar weinig tot niets te beleven is en besef veel later pas dat dat natuurlijk niet klopt, alles is net zo interessant als wat je er zelf van maakt, ook de kop koffie, het biertje, de grauwe muren van een van sporen verstoken plek waar 's ochtends toch een brunette met style mulet over het voetpad dweilt.
In Troyes, een dag later, word ik opgepikt door iemand die naar Alençon rijdt.

Je moet niet verlangen dat de dingen gebeuren zoals je wilt dat ze gebeuren, zou Epictetus gezegd hebben, je moet de dingen willen zoals ze gebeuren: dan zal je levensweg gelukkig zijn.
Kortom hoe minder zorgen ik me maakte om het reisdoel, des te aangenamer de leegte en die leegte was het voelbaarst aan de rand van de weg, in Luneville, in Gérardmer, in Saumur, in Tours, als ik weggedoken onder de groene regenjekker de, laat ik het maar toegeven, veel te zware rugzak torste, terwijl ik niet eens de schrijfmachine bij had, en als ik schrijfmachine zeg bedoel ik: dat ene ding dat ik in principe onder geen beding missen kon.
Ik heb altijd een schrijfmachine gehad, dat wil zeggen sinds m'n elfde toen Joris op een avond met een aan Outboard Marine afgedankt exemplaar thuiskwam - Outboard Marine, een fabriek waar ze buitenboordmotoren maakten van het merk Evinrude, in het havengebied tussen Brugge en Zeebrugge - nadat hij me een dag eerder gevraagd had of ik het ding hebben wou. Ja natuurlijk wou ik dat ding. Een schrijfmachine! De eerste avond ging ik meteen aan de slag. Het was het jaar van de Parijse revolte. In Duitsland, tijdens zomer 1976, had ik de schrijfmachine niet bij gehad natuurlijk, in Saskatchewan en Manitoba, tijdens zomer 1978 evenmin, ook in Frankrijk deed ik het zonder de schrijfmachine. In Tarifa evenwel, in 1999, nadat ik via Extramadura naar het zuiden gereden was (Salamanca, dieper naar het zuiden el Tejo in steile duisternis, Càsares, Cadiz), had ik wel een schrijfmachine bij, een zware Olivetti met een lader die A3 aan kon, niet het handige, kleine formaat zoals Remington ze ten behoeve van oorlogscorrespondenten en schrijvers vervaardigd had, maar het zwaarste model, met een baanlengte voorsprong de zwaarste schrijfmachine waarover ik ooit beschikt had. Aan het strand tussen Tarifa en de hoogvlakte westwaarts, waar ik in 2013 opnieuw langskwam, het hotelletje zocht en het niet vond, checkte ik met de schrijfmachine in in een strandhotel dat toen door een Nederlander uitgebaat werd. Ik vroeg een kamer voor mezelf en de schrijfmachine. De hotelbaas begreep niet wat ik bedoelde. Ik begon hem uit te leggen dat ik graag een kamer op het parterre wilde, net vanwege de schrijfmachine. De bedoeling hiervan ontging hem. Ik had er aan toegevoegd kunnen hebben dat ik op een mechanische schrijfmachine makkelijk een snelheid van 350 toetseenheden per minuut haal,(4) het door Guiness geregistreerde record op een elektrische schrijfmachine bedraagt 269 toetseenheden en staat op naam van Mevrouw Pajunas, een Mexicaanse dame die toen het record geregistreerd werd in Texas woonde, als ik het goed heb, maar aangezien de man niet eens begreep waarom ik bij voorkeur geen kamer op het eerste of tweede wilde, met een kamer op het parterre zou ik ongestoord kunnen werken zonder de personen die net onder me een kamer hadden met het waanzinnige geratel dat ik produceer, wat ik uren aan een stuk door volhouden kan, tot een wanhoopsdaad te dwingen, besloot ik om geen details vrij te geven en het met de kamer op het tweede, aan die zijde van het hotel die me een fraai uitzicht bood op de baai van Tarifa, te nemen zoals het kwam.

In 1977 heb ik geen schrijfmachine bij, hoewel het bescheiden ding waarover ik toen beschikte ongetwijfeld makkelijk in de rugzak had gekund. Ideaal, zo'n rugzak.
Het verblijf in de gîte herinner ik me minder helder (we zaten er dicht opeengepakt) dan het moment aan de wegrand, meteen na de beslissing om toch maar de regen te trotseren. Ik was niet aan de trektocht dwars door Frankrijk begonnen om drie weken in een gîte in de Vogezen, vlak bij le Ballon d' Alsace, op de tweede paragraaf van Der Mann Ohne Eigenschaften te zitten wachten. Of het nu regende of niet, aan de wegrand, in strak tempo naar het onbekende zuiden stappend, had ik opnieuw het gevoel dat ik vogelvrij was, niets of niemand deed me wat, er was geen telefoon, ik was bevrijd van het familiale verband, ik was gereduceerd tot iemand die zich letterlijk aan de zelfkant van de maatschappij bevond en had, in de enorme leegte van dat perspectief, twee objecten: de sensatie om de plek waar ik terechtgekomen was als het moment en die plek te zien en het besluit om toch maar weer eens op te stappen, wat telkens weer tot die twee objecten leidde, het begin- en eindpunt van een op geen moment in te schatten route.

(1) Of: boven de stil uit de steile oceaan.
(2) Judith Schalansky, De atlas van afgelegen eilanden, Signatuur 2014, blz. 72: Rapa Iti, Australeilanden (Frans Polynesië): 'In een kleine stad in de uitlopers van de Vogezen wordt een zesjarige bezocht door dromen waarin hem een totaal onbekende taal wordt geleerd. Al snel beheerst de kleine Marc Liblin deze taal vloeiend en niet alleen in zijn dromen, zonder te weten waar hij vandaan komt en of hij wel echt bestaat.'
(3)
In dit verband herinner ik me een tekst van Robert Musil, het staat in Nachlass zu Lebzeiten, over een Markies, de Marquis de Epatant, wat een bizarre, verwarde naam, die in 1729 voor de leeuwen geworpen werd, Musil vermeldt niet waar het gebeurt, ging iemand van adeldom begin achttiende eeuw niet gewoon strijdend ten onder in een volstrekt nutteloos gevecht met zoveel afgehakte ledematen dat je er alle musea wereldwijd mee vullen kan? waarbij Frankrijk de ene keer een stuk grond van Spanje probeerde af te snoepen en Holland of Pruisen vervolgens hetzelfde deed? een traject te zot voor woorden. Over het leven van de Marquis de Epatant is inderdaad weinig bekend. Hij wordt in geen enkele kroniek vermeldt, slechts over de manier waarop hij aan z'n eind kwam werd bericht. Musil met name heeft het in bovenvermelde editie, in het Nederlands vertaald als Het posthume werk van een levende, over de Markies die zich pas du tout avant la lettre in een slechts door Musil beschreven horror bevond, het grote roofdier in de kuil waar hij terechtgekomen was, een leeuwin die besluiteloos naar de Markies keek. Toen de Markies zich opeens realiseerde dat hij met een roofdier van het vrouwelijke geslacht te maken had, nam hij op gebruikelijk wijze z'n hoofddeksel af en maakte een revérence. Duister zijn ze, voegt Musil toe, in een ander stukje, de beginjaren van onze beschaving. Wat mij verwondert, is dat de auteur het woord beschaving gebruikt. Van wat het schaafsel? Van de barbarij die in dikke delen beschaving genoemd wordt? Het schaafsel aan de rand van de weg beviel me niet.
(4) Sebastian Navas, die ik in 1988 in Màlaga tegen het lijf gelopen was, een kunstenaar uit de school van de Spaanse Transavanguardia, chronometreerde de toetssnelheid die ik op de Olivetti die ik in Tarifa had bijgehad moeiteloos uit de vingers sloeg. Dat gebeurde op het kamertje waar ik toen woonde, aan een driehoekig pleintje in het centrum van Màlaga, een gore plek die met een smalle doorgang op Calle Carreteria uitgaf, aan de noordelijke rand van het stadscentrum. Ik had hem over Mevrouw Pajunas verteld, een faits divers waarover ze in El Pais geschreven hadden in een artikel over de belangrijkste uitvindingen van de twintigste eeuw, en hij wou wel eens zien of ik beter kon dan Mevrouw Pajunas die met 269 toetseenheden het record op haar naam had. Tijdens één minuut ratelde ik als een gek op de schrijfmachine. Toen we het resultaat doornamen, kwamen we op 380 toetseenheden, maar liefst 111 toetseenheden meer dan Mevrouw Pajunas, zij op een elektrische, ik op een mechanische schrijfmachine, en het meest frappante was: ik had niet één fout gemaakt. We becijferden dat ik aan een gemiddelde van 6 toetsen per seconde over het klavier had gejakkerd en tijdens die waanzinnige rit niet één tikfout gemaakt had. Nog verbazingwekkender vind ik die keer dat ik behoorlijk dronken hetzelfde deed en na aftrek met elke tikfout van tien punten op 310 uitkwam. De hotelbaas van het strandhotel in Tarifa had reden op overschot om zich zorgen te maken.

Geen opmerkingen: