donderdag 11 september 2014

een reconstructie (vervolg)


(7) Dinant, Givet, Rocroi

Vrijdag 22 juli 1977. Over die dag is weinig bekend. Er zijn geen sterfgevallen die het nieuws halen. In China komt Deng Xiaoping opnieuw aan de macht, ik bevind me op het marktplein van Château-Salines en in Wallonië, meer specifiek in de provincie Namen, is hevige regenval hoewel nergens gepreciseerd wordt of dat ook op vrijdag 22 juli zo is. Het debiet van onder andere de Samber is kritiek. In Dinant nota bene is enkele dagen eerder een touringcar met Nederlanders in de Maas verdwenen.
Op donderdag 21 juli stap ik rond het middaguur uit de trein Namur-Dinant, het donkergroene model met horizontale gele strepen dat toen overal in België reed. In elke wagon grijze, uitklapbare en aan de gangpadzijde afgeronde tafelkleppen waaronder zich een gegalvaniseerde vuilnisemmer bevindt. Geen stem die de stopplaatsen aankondigt. Tussen Namen en Dinant een bosrijk en rotsachtig gebied. Bewolkte hemel. Lee Miller, mij volstrekt onbekend, overlijdt in East Sussex. Het is om een of andere reden het belangrijkste feit van die dag. In Godinne, midden de Ardennen, waar ze een bakstenen station hebben waar de trein Namur-Dinant misschien stopt, is een perk met reusachtige, langbladige struikjes met witte, kaarsachtige bloemen die hoog boven het perron uittorenen. Dat ik dit waarneem is redelijk waarschijnlijk, want ik lees niet, maak geen notities, vul geen kruiswoordraadsel in, hield de spoorwegkrant voor bekeken en zit met alerte blik door het raam naar het vlietende landschap te kijken. Perec schrijft aan z’n opus magnum, La vie mode d’emploi. Op het stationsplein van Dinant, op de linkeroever, tegenover de citadel, staan de toen overal gebruikelijke oranje lijnbussen die een crêmekleurige en enigszins afgeronde bovenkant hebben en vooraan, en dit zowel ter linker- als rechterzijde van het centrale koelrooster, twee ronde lampen. Ik heb een regenjekker bij, stap over het stationsplein naar de Avenue des Combattants en kijk om naar het fort. De Avenue des Combattants is op de linkeroever en gaat over in Rue de Givet die zuidwaarts de meanderende bochten van de Maas volgt. Of Dinant een diepe indruk op me maakt, is twijfelachtig. Het is het gebied waar Joris en Odette wat dagen doorbrachten toen ze net getrouwd waren, in 1956, de zogeheten huwelijksreis waarbij ze onder andere de grotten van Han bezochten. Die grotten hadden, vermoed ik, best wel indruk op ze gemaakt. Van de korte huwelijksreis was het dat ene ding wat vermeldenswaard bleek. In Dinant is er natuurlijk ook nog de puntige Bayardrots. De Maas, hier voluit la Meuse, staat hoog maar niet zo hoog dat er dreiging van uitgaat. Ik lift. Hieruit valt eenduidig af te leiden dat ik me aan de rechterzijde van het wegdek bevind (niet aan die zijde van Av. des Combattants waar de oever is) en met gestrekte rechterarm m’n duim opsteek telkens een auto langszij komt. Ik heb m’n aandacht op wat zich richting Givet beweegt. Het gaat makkelijk, ver voor de Maasbocht gaat een auto naar de kant wat me in twee keer, voorbij Givet op de linkeroever en het Bois de Freyr, naar Rocroi brengt. Diepe kloven, woud, een asfaltweg op de linkeroever en de meanderende lussen van de Maas die vanuit de auto slechts af en toe in beeld komen. Er vallen geen gewonden. Er zijn geen trucks die Noordzeeproducten aanslepen naar Givet en Valenciennes. In het woud wordt niet op zwijnen en herten gejaagd en aan de gastheer heb ik niet eens uit te leggen dat ik een Belg ben. Op wereldschaal gebeuren dingen waar hij noch ik weet van hebben. Biologen maken zich zorgen over het Amazonegebied. De Club van Rome heeft twee jaar eerder z'n eerste rapport gepubliceerd. Op Guam, een eilandje in de Stille Oceaan, gaat het niet goed met de inheemse avifauna. De industriële revolutie begint z'n tol te eisen maar daar lijkt voorlopig niemand bij stil te staan. De publieke opinie heeft geen weet van het dreigende failliet. Wimbledon en de Tour de France halen het met lengtes voorsprong van tal van meer onfortuinlijke conflicten.

Wat is Frankrijk? Frankrijk is niets. Als ik er niet ben een behoefte, als ik er wel ben niet anders. In Rocroi werd in 1642 om een bagatel gestreden. Condé, een van de meest invloedrijke figuren van het Franse Rijk, bekampt er een Spaans legioen. De Fransen winnen, een zege die eeuwen later alleen nog uit de grillige grenslijn afgeleid zou kunnen worden. 'An army of sheep led by a lion,' herinnert Nikolai Gourof zich nadat hij The Road to Rocroi las
(1), de quote wordt aan Alexander de Grote toegeschreven, 'is better than an army of lions led by a sheep.' De exacte publicatiedatum van The Road to Rocroi wist ik niet te achterhalen, wel dat de lijvige studie van Fernando Gonzalez de Leon in 1977 gepubliceerd werd.
De asfaltweg door het onooglijke dorpje gaat zuidwaarts tussen weiden en landerijen, grassen bevloeien de wegrand. Het vlakke terrein met kleine, langwerpige bosjes aan de horizon en het in het landschap bijna onzichtbare kerkje, lange grassen en prikkeldraad aan de binnenzijde van de berm en smalle weegbree vlak bij het wegdek, is ook in 1977 oorlogsgebied, hoewel daar op vrijdag 22 juli op een late poster na weinig van te merken is. Op 3 juli 1977 vindt in Rocroi een groot moto-cross event plaats waarbij, bejubeld als La ronde des champions et l'élite du side-car cross, Duitsers, Tsjechen, Belgen, Britten, Fransen, Nederlanders en Zwitsers het opnieuw tegen elkaar op nemen.
Van die herrie is twee weken later niets te merken. Een halve kilometer buiten de dorpskom zit ik in een grasberm, knabbel op een reep met stroop ingedikte sesam en maak een tekening van het agrarische landschap. Grassen, prikkeldraad, een struikje, weiland, palen aan de wegrand met de overal in Frankrijk gebruikelijke bekabeling.

Gril: in Givet, vlak bij de Belgische grens, had ik ook linksop, dat wil zeggen oostwaarts kunnen nemen. Ik had de Maas, die ter hoogte van Givet een stevig debiet heeft, hier, waar het Fort de Charlemont hoog boven de vallei uittorent, kunnen oversteken (er is een brug), waarbij ik onvermijdelijk na ongeveer 4 kilometer weer op Belgisch grondgebied beland was (Beauraing, Han-s-Lesse...). Dat doe ik niet. Ik volg de Maas stroomopwaarts, voorbij de kerncentrale van Chooz tot Rumay waar ik opnieuw voor de keuze was komen te staan om linksop te nemen (Revin, Mt Malgré-Tout, les Dames de la Meuse) of met de charmante dame die me ter hoogte van Givet had opgepikt tot Rocroi te rijden. Laten we inderdaad het volgende aannemen: witte peugeot, charmante dame met wie het niet noodzakelijk tot eensgezinde standpunten komt (zij probeert me over te halen, nadat we op een open plek in het Bois de Bryas de liefde bedreven, tot een Ardeense of laten we maar aannemen globaal genomen Zuidfranse afsplitsing van de Rote Armee Fraktion toe te treden die het plan heeft om Coluche, hoewel hij zich op dat moment nog geen candidaat heeft gesteld om president van Frankrijk te worden, te ontvoeren en met een pakschip naar het vlak bij Tristan da Cunha gelegen Inaccessible te varen alwaar mij het verre van ondankbare lot beschoren zou zijn om de komiek gezelschap te houden en er op toe te zien dat hij op tijd en stond naar achter gaat en vooral, ondanks de afwezigheid van het gebruikelijke publiek, grappig blijft), interessante gesprekken kortom, geanimeerde, hoogbesnaarde Gespräche en - hoewel ik ontegensprekelijk niet van de snuggerste ben, laat ik gemakkelijkheidshalve maar toegeven dat ik zo dom ben of op zijn minst op politiek-esthetisch vlak dermate analfabeet dat ik als adolescent geen helder beeld heb van wat zij met Fraction Armée Rouge bedoeld had kunnen hebben (maar tegelijk ook weer niet zo achterlijk dat ik op het voorstel inga) – eerst en vooral toch het idee om het gesprek, hoe onfortuinlijk het nakende afscheid van deze hoogbejaarde maar zeer bij de pinken ogende dame aangevoeld moet hebben, af te breken en na het binnenrijden van Rocroi met hooggeschoolde gebruikelijkheid uit de witte Peugeot te stappen, de rugzak uit de auto te tillen en afscheid te nemen met een hartelijk au revoir. Het gebruik om iemand van wie je verdomd goed weet dat de kans dat er ooit nog een ontmoeting volgt nul verhoogd tot de macht nul is, nul voorbij het ondraaglijke nullus van het alomtegenwoordigde nullum, is een galanterie die wellicht net door het genadeloze failliet van de ontmoeting tot het hoogste en meest verfijnde hoort van wat ik mij voorstellen kan.


(8) oorlog en pornografie

Er bestaat geen staatsieportret van Napoleon Bonaparte waarop de man naakt afgebeeld werd, terwijl hij naakt zonder de minste twijfel niet alleen aantrekkelijker maar ook grootser, imposanter en fatsoenlijker was dan op het potsierlijke portret dat François Gérard van de infantiele keizer maakte. Gérard portretteerde de machtsgeile Corsicaan, die we misschien ook maar gewoon Monsieur Bonaparte horen te noemen, ça va monsieur, ah bien oui ça va, in het potsierlijke ornaat van een achttiendeeuwse drag queen, waarbij de gouden kroon - om het niet over de onbeschrijfelijke onzin te hebben die mijnheer Napoleon net voor dit staatsieportret aantrok - op een babymuts lijkt, met het obsolete bakkes van de jonge keizer als braakbalg, gefotoshopt, hoewel ze toen uiteraard nog niet over die techniek beschikten. Het schilderij heeft hetzelfde effect als doeken die in pretparken gebruikt worden, luitjes die het minder hoog in de smikkel hebben dan Bonaparte steken hun idiote kop door het net daarvoor bedoelde gat in een alweer voor de bedoeling die hier op aansluit gemaakte remake van het staatsieportret dat François Gérard van Napoleon Bonaparte maakte en het is pâté fixe: iedereen had Goofy, Bart en Joeri of Napoleon Bonaparte kunnen zijn, de keizerlijke pinup. Van dames heb ik staatsieportretten gezien die eleganter zijn dan wat Bonaparte biedt.
De naakte keizer, erfgenaam van Lodewijk II van Bourbon, ook vrijwel naakt ondanks het vernuft van kurassen, pruiken, strategieën en poses, zo vermakelijk geportretteerd in het sprookje van de nieuwe kleren van de keizer, is op een volstrekt zinnelijke manier naakter dan hofhouding en media zich wisten voor te stellen. Van de pose die de naakte keizer voor het staatsieportret aangenomen had, zou alleen het maatpak blijven, het naakte uniform, de obsolete gladheid van een machtsgeile worm die eenmaal ontpopt in een oogstrelende, verblindende machine verandert.

(1) Review: Fernando Gonzalez de Leon, The Road to Rocroi: Class, Culture and Command in the Spanish Army of Flanders, 1567-1659 History of Warfare 52 (Leiden: Brill, 2009), pp. xvi, 406. Nikolai Gourof

Geen opmerkingen: