Een bootje. Dan de nawee van een aangenaam geluid, het klotsen van water. Het klotst tegen de fundamenten van het huis.
Ze stappen licht en snel, bijna niet hoorbaar. Ik heb de stemmen dichtbij, alsof ze naast me zitten. Hij praat, zij luistert. Ze nemen het brugje. Midden het brugje bereikt de zinsbouw een hoogtepunt. Ik kijk niet naar hen om. Wat hij aan het meisje vertelt, terwijl zij zich midden de brug bevinden, is makkelijk woord voor woord te horen, ook voor wie zich ver op de oever bevindt. Het meest huiveringwekkende is niet de stilte. Trouwens, stil is het bijna nooit. Niet altijd zichtbare machines maken een zoemend geluid. Er is het klokje, een auto. Zelfs de stilte maakt geluid. Het geluid dat ingevroren hersenen 24/24 en 7/7 te aanhoren hebben.
Abramovic... Ik stond naar de beweging aan de oppervlakte van het water te kijken. Er was net een bootje gepasseerd.
- There's nothing to learn from that pussy, honey.
[Finally it will bring nothing else but arseholes to consider other arseholes to be arseholes.]
Het is weer zo'n dag. Hier. Deze plek. Faculteit Nul. Op straat stappen twee personen met een ijskast. Iets op wielen, wit, niet zo jong meer, de glim weggegomd. Ze hebben nog te bedenken hoe ze het ding zonder kleerscheuren over de stoeprand krijgen. Een onhandelbare kist op wielen. Oude wielen, niet langer in staat om zich als beweging voort te planten.
Publieke ontlasting, drek op wielen.
Ze had de jongen kunnen vragen wat hij aan het lezen is, maar dat doet ze niet. Wat hij leest heeft misschien ook wel niet meer betekenis dan de kolonie platluizen die z'n reet infecteert, en van dat laatste is hij alleen met de symptomen vertrouwd.
In de kleinste kamer gaat hij niet op de toiletpot zitten, hij steekt z'n broek af en krabt zich met schaamteloze gretigheid.
Ongepaste nieuwsgierigheid, vaak volstrekt schaamteloos uitgevoerd: op een min of meer onbewaakt moment proberen om de titel en de auteur te achterhalen van het boek waarin die ander leest.
Wat is het ergste, de shit maken of ermee opgescheept zitten.
Zij, de jongedame, hoeft niet op ongepaste wijze te infiltreren, zelfs haar schoenmaat is bekend.
Om de historiek en de authenticiteit van het krantenartikel geloofwaardig te maken, heb je eerst de telefoonnummers te schrappen.
In een bepaald milieu is inderdaad zo goed als bijna alles te herleiden tot het urinoir van Marcel Duchamp. De exhibitie van het contemporane Pediculus pubis is publiek en net zo vaak volstrekt gratuit en schaamteloos.
Ze had de jongen kunnen vragen wat hij aan het lezen is.
Om te beginnen is er het schriftje en dat is er niet meer. Eerst is het zoek. Later houdt het op het schriftje te zijn dat zoek was.
Ik had me voorgenomen dat dit de eerste zin zou zijn van het boek dat ik nog te schrijven had, en dan kom ik bij Lispector op een nagenoeg identiek fragment.
Maria heeft drie kinderen, de oudste is elf. Ze woont in Tallinn, studeert media, wandelt sinds drie dagen door de Gentse binnenstad. Gent is een rustige stad, zegt ze. Sinds drie dagen wandelt ze door de binnenstad zonder specifiek meer of andere bedoeling dan zich voortplanten van A naar B. Lezen zonder alfabet. Het boek dat ze bij heeft, Vertigo, is een Engelse, fraai uitgegeven editie van Schwindel, Gefühle van W. G. Sebald.
Isabelle, een Parisienne, een kwarteeuw geleden was ze een eerste keer in Gent. De omstandigheden zijn anders. Over die kwarteeuw, toen ze eerst nog in Nice woonde, nu woont ze in Parijs, valt eigenlijk ook alleen maar te zeggen dat alles hetzelfde en dat datzelfde anders, op een bijzonder specifieke manier anders en toch hetzelfde is. In Nice deed ze het Lycée. Haar moeder, die daarvoor in Montpellier gewoond had, woont sinds die tijd in Nice. Zij zou alleen nog in Parijs willen wonen. Wat opvalt, zegt ze, is de renovatie. Hetzelfde fenomeen doet zich in Parijs voor, overal, op de meest onmogelijke plekken, wordt gerenoveerd.
Dat is dus, dacht ik dan altijd weer, de nieuwe oceaan. [Sebald, Duizelingen, blz. 56]
Het wateroppervlak is als een huis vol vliegjes, vliegjes die ogenschijnlijk stuurloos in en uit vliegen, nergens tegenaan botsen, overal aanzitten, werkelijk alles aftasten, onder- en boven-, buiten- en binnenkant, seculier, methodisch. Zo is ook het water methodisch en seculier. Bootjes zijn er niet en het gaat liggen, de kop op de lamme poten als een ook voor zichzelf veel te grote hond. Elk ogenblik kan weer een bootje geven. De deining wordt dik, stroopachtig. Dan is er opeens toch weer een bootje. De stuurman leest een roman. Wat leest de stuurman? Een roman. Iets met de dikte van het betere werk van. Heb jij een roman geschreven? Ik...? Nee. Nu dan, dit soort werk.
zondag 9 april 2017
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten