dinsdag 13 januari 2015

dinsdag 13 januari

Van een expo is de opbouw dubbelop. Meer dan de duur van de expo en ook meer dan het ogenschijnlijk centrale moment, de vernissage, is de opbouw het moment waarbij zowel de werken als de maker ervan een betekenis krijgen waarvan in het gewoel van de openingsavond, enkele dagen later, niet meer blijft dan een stokstijf ter plaatse rust. Opeens hangen alle werken waar ze ogenschijnlijk horen te hangen, iedereen is tevreden, niemand moppert, er wordt gedronken, want dat is natuurlijk stiekem net de bedoeling van de vernissage, en iedereen, ook de kunstenaars, de crew, iedereen, zelfs het journaille dat net die avond weer andere dingen te doen had, gaat opgelucht huiswaarts en ziet blind over het hoofd dat het impact van de expo hoogstens uit wat eraan vooraf ging afgeleid zou kunnen worden.
Toen croxhapox in 1990 begon, besloten we geen openingsavonden te houden omdat dat alleen maar afleidde van waar het werkelijk om ging. Dat hielden we anderhalf jaar vol. Natuurlijk waren er kunstenaars die wel een openingsavond wilden. Dan moet je dan maar zelf organiseren, zei ik. Het interesseerde me geen zak. Op het tweede zat ik voor een doekje of zat ik door het raam naar de platanen op het plein te kijken. Ik herinner me dat de herrie op het eerste me op een keer zo verbaasde dat ik toch een kijkje ging nemen en onaangenaam verrast op een receptie belandde waar lui biertjes dronken, er was cava en whisky, Kamagurka hing er rond, lusteloos keek ik naar de aanwezigen en verdween, toen ik opgelost was in het orgie van het futiele moment, naar het tweede, waar niemand me lastig viel met de ingewikkelde vraag wat ik van de expo vond.
Alles verandert. Niet alleen de dingen, ook wat niet bestaat neemt steeds weer andere vormen aan. We leven in een wereld zonder betekenis. De redactie van Charlie Hebdo wordt uitgemoord. Het voegt niet meer betekenis toe dan de uitwerpselen van een vlieg. Elke daad die we stellen is een aanslag op wat we niet hadden kunnen doen, wat we ook doen, het hangt onderin de bijsluiter van wat we toch deden. Wat voor menselijke bedrijvigheid ook, het is volstrekt overbodig. De betekenis werd overbodig toen het de goden bedacht en aan die bedachte goden meer gaf dan wat het moment bood. Zonder de betekenis zal alles zijn wat het is, wat het ook nu al is, met de betekenis, met de veldslagen, met die van Napoleon en die van de Hunnen, met de onmetelijke tijd die het nam om van Nieuw-Zeeland een eiland te maken. Alles ooit bedacht is zo futiel dat een druppel volstaat om het uit te wissen.
Naakt loop ik in de regen. Naakt loop ik in het prachtige geweld. Ik heb de betekenis die anderen wilden niet gewild. Met de personen die het bestaan van god bedachten, drink ik muntthee. Ze glimlachen, ik betaal voor de muntthee, ze stoppen me een papiertje toe, ik bekijk het papiertje, is dit de god die ze bedachten. Een papiertje.

'Mijn meester Abel Martin zei dat God liefhebben boven alle dingen niet zo gemakkelijk is als het lijkt,' lees ik, 'want het vereist in de eerste plaats dat we in God geloven; in de tweede plaats, dat we in alle dingen geloven; in de derde plaats, dat we alle dingen liefhebben; in de vierde plaats, dat we God boven al die dingen liefhebben. Kortom, het gaat hier om een absolute heiligheid die zelfs voor heiligen onbereikbaar is.'(1)

Met naakt bedoel ik dat het geen andere betekenis heeft. Niet de ellende van de praatprogramma's op zondag met lui die zich in adembenemend dunne bochten wringen. Hou het simpel. De vele waarheden leiden ons alleen maar af van waar het eigenlijk om gaat.










(1) Antonio Machado, Juan de Mairena; IJzer 2014, blz. 11.

Geen opmerkingen: