78 procent. Zegt de dame. Ze wist de iPad van het meisje te bemachtigen en snuistert in een file met de schoolresultaten.
En je staat maar op de tiende plaats.
Oma, zegt het pientere meisje, ik zit in de slimste klas van het hele jaar.
Op de tiende plaats, merkt de oude dame plagerig op.
O-o----ma----, ik zit in de slimste klas van het hele jaar. En ik ben niet zo slim als de anderen.
Van hoeveel klassen?
Negen klassen, zegt het meisje. Latijn Grieks. En die plaats vind ik niet belangrijk, het gaat om de punten, voegt ze toe.
Een zes voor...!
Sport, zegt het pientere meisje. Ze gaat lui over tafel hangen, kent het rapport uit het blote hoofd. Het is maar sport oma, rennen, achter een bal aanhollen, aan een klimrek hangen.
Weet je wat, zegt oma, opeens heel erg levendig alsof ze uit een coma ontwaakt. Het pientere meisje ligt half op half onder het tafelblad. Oma masseert de vingers van het meisje. Cécile torst een dienblad met dampende pannenkoeken. Overmorgen, zegt oma. Eerder had ze twee keer naar me omgekeken. Ze kijkt nog wel naar het schermpje van de roze iPad maar is niet langer bezig met de informatie die zich in de rechthoekjes aanbiedt. Zo meteen komt er een belangrijke mededeling. Overmorgen, zegt ze, blijf ik bij jullie overnachten.
Het pientere meisje, dat intussen toch weer overeind zit, reageert heel erg hoffelijk op die mededeling. Oma gaat babysitten. Je ziet zo dat ze de voordelen hiervan best weet in te schatten.
De dame begint over een film die ze gisteren of eergisteren op televisie zag, een film die zich in Alexandrië afspeelt, Agonia, zo spreekt ze het uit, en een juf in een van de hoofdrollen heeft, de juf Filosofie. Het meisje wil weten of er gevochten wordt, in de film, of er doden vallen. Er wordt wat gevochten, geeft oma toch, maar niet de hele tijd door. De juf is heel erg goed in filosofie, in wiskunde, in... Het meisje luistert met een half oor. Een film met een juf die goed is in filosofie, met een juf die uitmunt in wiskunde en dat gaan ze overmorgen bekijken?
Agonia, zo heb je het uit te spreken, zeg ik, de klemtoon als ik het goed heb ligt niet op de o maar op de derde syllabe. Ik heb de dame aangesproken.
Agonia, zegt ze. Ze kijkt naar me om, proeft het woord. Misschien was het een ander woord, geeft ze toe. Ze kan zich de titel van de film niet exact herinneren. Het pientere meisje grijpt de roze iPad /oma schetst de strijd tussen heidenen en christenen en hoe cruciaal net Alexandrië in die strijd zou zijn geweest/ en ontdekt dat Agora de titel van de film is. De dame introduceert Etienne Vermeersch. Zelf gelooft ze evenmin in god natuurlijk. Waar komt de term heidenen vandaan, vraag ik. Die term is bedacht door de lui die het na Alexandrië opeens voor het zeggen hadden.
Omdat ze niet in die god geloofden, vult de dame aan, maar in meerdere goden. De Islam, merkt ze op, noemt alles wat niet aan Islam beantwoordt ongelovig, maar is net zo goed zelf ongelovig want beantwoordt niet aan wat anderen geloven.
Deze redenering bevalt me. De oma van het pientere meisje is een pientere oma.
Weet je, zeg ik, die pannenkoek met krieken die je daar voor je hebt, geloof jij in die pannenkoek? Nee, we weten dat het een pannenkoek met krieken is. Als god een pannenkoek met krieken was, was het hele probleem meteen opgelost.
Slechts in één god geloven, zegt de dame,
hoe ongelovig dat is, voeg ik toe. Het reactionaire gedrag van de radicale islam is niet anders dan de katholieke kerk eind Middeleeuwen, met brandstapels, inquisitie en folteringen. Het is van hetzelfde laken een pak.
Het pientere meisje zit er heel even beteuterd bij. Ik begrijp er niets van, zegt ze.
vrijdag 23 januari 2015
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten