zaterdag 2 september 2017

491

Land of None. De octopox. 491. De lengte van Land of None gaat in takjes, niet in centimeters. Als volgt: zeven segmenten van zeventig takjes, zeventig keer zeven. De apostelen die Jezus vragen hoeveel keer heb je te vergeven. Jezus die zegt zeven keer. In de film van Pasolini zie je de apostelen denken, zeven keer, is dat niet wat veel. Zeventig keer zeven keer, verduidelijkt Jezus. Vierhonderdnegentig keer kortom. En zo gaat het er ook aan toe natuurlijk, ze bedonderen de keet, het houdt maar niet op, en toch vergeef je hen, keer op keer. Een hond is van nature ongetwijfeld religieus. Dus de vraag wat geeft 491.
De octopox is een gretig object. Het hongert. Acht tentakels heeft het. Eén tentakel van zeventig takjes, de kortste, één tentakel van honderdveertig, één tentakel van tweehonderdentien takjes, en dan tot tentakel zeven die vierhonderdnegentig takjes heeft. En dan is er nog een tentakel, de achtste. Land of None namelijk is octogoon.
Stand van zaken vandaag, 1 september: alle tentakels hebben twee segmenten, behalve de eerste die zich tot één segment beperkt en de derde die al wat langer is. De lengte van de segmenten varieert, terwijl elk segment zich niettemin tot zeventig takjes beperkt.
Het knopen van de takjes. Wil je weten hoe het met het knopen van de takjes in z'n werk gaat? Ik zal je vertellen hoe het met het knopen van de takjes gaat. Om te beginnen is het takhout van de platanen aan de Baertsoenkaai. Hier sprokkel ik het takhout. On irait chercher son bois dans les bois communaux. Het citaat heb ik eerder gebruikt. Het komt uit Espèces d'espaces waar het onder L'utopie villageoise staat, bladzijde 139: On jouerait à la manille avec le garde-champêtre. On irait chercher son bois dans les bois communaux. On saurait connaître les oiseaux à leur chant. On connaitrait chacun des arbres de son verger. On attendrait le retour des saisons.
Vooral aan de toppen heeft het takhout van plataan een roestbruine kleur. Het is hard, onbuigzaam hout dat ongetwijfeld meteen zou breken als je er een mand mee had willen vlechten. Ook de dunne, dunste takhouttopjes zijn heel erg hard. Het groeipatroon gaat zigzag.

Het koordje ter linkerzijde op ongeveer drie centimeter
van het uiteinde van het takje tegen het takje aandrukken [takuiteinde dat vanaf dat moment het linkeruiteinde genoemd zou kunnen worden); het koordje linksop onder het takje en meteen in een korte lus over het takje naar het drukpunt en het dan door de zo verkregen lus halen en stevig aantrekken, het zo aantrekken dat drukpunt en knoop samenvallen en het dan nog een ruk geven tot de knoop tegen het vorige takje aandrukt. Het koordje opnieuw links achter het takje door, dit keer achter de knoop door, rechts onder het takje en stevig vastzetten. Met de derde knoop gaat het om een dubbele lus: eerst als eerst, links achter het takje door, onder het takje en in de lus en voorbij de lus rechts onder en weer over het takje en die lus, de lus ter rechterzijde, aantrekken in de lus ter linkerzijde. Een notie van traagheid is aanbevolen. Soms gaat het fout. Vroegtijdige totaalspanning op lus twee kan het afronden van lus één hinderen. Tijdens het aantrekken, merkte ik, horen lus twee en lus één simultaan in de knoop te verdwijnen. De vierde knoop gaat als de eerste.
Het koordje. Van nature gaat een koordje tegendraads. Het verzint de gekste dingen om vooral niet dat te doen wat het hoort te doen, haperingen, afwijkingen, bochten, sprongetjes, apocriefe salto's, pirouettes, waardoor de tijdsduur van het knopen van één enkel takje heel erg varieert. Soms gaat het snel, soms moet het traag.

Elke knoop is een moment.

Geen opmerkingen: