HET TAFELGEREEDSCHAP
Maria, ga naar de eetkamer en drek de tafel.
Hurk op het tafelkleed, Maria.
Veeg uw gat af aan de servetten, ga op het bord zitten.
Ziehier de lepels, het varken, de messen.
Breng het zoutvat, Maria, de peperbus, de mostaardpot.
Ziehier twee flessen wijn en het schenkblad.
Plaats een latrine op elk uiteinde van de tafel.
Geef die kurkentrekker aan mij.
Dank u, Maria. Ik zal de flessen ontkurken.
Maria, spoel deze glazen.
Er zijn geen glazen, mijnheer.
Breng dan een karaf water, Maria.
Voor één persoon ontbreekt nog het gerief, hebt ge dat gezien, Maria. Ja, mijnheer.
Breng nog een schijtpot en twee honden. Ja, mijnheer.
Waar zijn de koffielepels?
Waar is mijn messenlegger?
Ge zijt de tandenstokers vergeten, Maria.
Verschoning, Meester, het potje met tandenstokers staat op tafel.
Godverdomme, nu ge dat zegt: en het wetstaal naast de sauskom.
Waar is het slaatje?
In de keuken, mijnheer. Messieurs, le saladier est dans la cuisine.
Neem plaats, messieurs, schuif de tools onder uw schafel.
Breng aanstonds de drekkom, Maria, en een pollepel.
Nu kunnen we beginnen.
DE DREK
Mijnheer, wees zo goed op tafel plaats te nemen.
Wilt gij de goedheid hebben om uw broek nog een weinig verder omlaag te schuiven.
Hurk.
Welke drek hebt gij liefst? Moi, zegt er een, j'aime beaucoup la soupe aux putes.
Ik houd van hoerendrek, bedoelt hij.
Ook ossenstaart is lekker.
Neem nog wat drek, Messieurs. Pas de refus.
woensdag 26 september 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten