dinsdag 2 oktober 2012

tandarts

Op een van de deuren staat het woord wachtkamer. Op een van de andere deuren staat het woord spreekkamer. In de wachtkamer wordt gewacht op het spreken in de andere kamer. En dan er is een nog een deur.
De tandarts is nieuw. Hij wroet in m'n mondholte. Daar is hij zo intens mee bezig, met beide handen, met spuitjes en nog wat materiaal, dat ik me voorstel dat hij in m'n mond kruipt, in de keelholte, in de nachtkamer, en daar zo lang bezig blijft dat er een zitkamer komt met een flatscreen. Ze praten. De vorige tandarts zong. In het tandlaboratorium stond een kabinet met een prachtige verzameling foltertuig. Boven en naast het kabinet hing actuele kunst. Ja, mooi he, zei hij. Hij ploeterde door het gebit, zong. Een zingende tandarts. Van wat hij met m'n gebit deed, vernam ik hoogstens dat het aangepast werd aan wat hij bedoelde. Het foltertuig zong. Aria's boorden zich in het tandvlees. De nieuwe tandarts is een aziaat. Hij legt uit wat me te wachten staat. Geef een teken als het pijn doet, zegt hij. Een van de zenuwen gaat er uit. Het doet geen pijn, ik voel hoogstens iets wat op een filosofische manier als neiging ingeschat zou kunnen worden, een neiging om dat te voelen wat pijn had kunnen zijn.

Geen opmerkingen: