Ik parkeer de auto op een plein. Over het asfalt jaagt zomers onweer. Regen ratelt verticaal over het wegdek. Ik kijk op de wekker van de auto. 21:00 staat er. Nacht. Op het dorpsplein van Montrol-Sénard, hoog in la Haute Limousin, staan twee auto's. Die van mij geeft drie. Het kerkje zou een bezienswaardigheid zijn. Hoe bepaal je wat een bezienswaardigheid is en wat niet. In een van de zijwanden van het kerkje licht een glasraam op. Midden het dorpsplein staat een standbeeld. Regen zeikt over het standbeeld, geult over het asfalt. Het dorpsplein is niet veel groter dan die paar parkeerplaatsen die het heeft, aan die rand van het plein waar een trap en een balustrade is en daar, aan de diepe rand van het plein, een eetgelegenheid, aan een van de ramen zit een dame, de witte rolkraagtrui valt op, ze zit met haar rug naar de ruit. Regen gutst over het dorpsplein. Links is een cabane. De cabane geeft uit op het dorpsplein. De voorzijde van het bouwsel staat open op het plein, binnen is een lange, houten tafel en in de cabane is licht. Ik neem aan de houten tafel plaats, ontkurk een fles Roussillon, over het dorpsplein jakkert iemand die de hond uitlaat. Bunuel, bedenk ik, in La voie lactée is net zo'n scène, wat met de houten tafel te maken heeft. Ik had kunnen tafelen in het restaurant, OUVERT staat er, in rode neonletters, maar dat doe ik niet. Om de rode letters is een blauw ovaal. Loodrecht jaagt het noodweer over het dorpsplein. In de nok van de cabane hangen potplanten en waar de cabane op het plein uitgeeft, zijn bloembakken in de muur verwerkt. Het is een plek voor zomeravonden. Het regenwater klotst in geultjes over het plein. In het restaurant is geen paniek. Geen zuchtje wind. Zo'n avond doet zich, bedenk ik, hooguit twee keer voor. Je kan geen reis betrekken en zo'n avond verzinnen, hoogstens de bezienswaardigheden die het had. Eén van de bezienswaardigheden is het wijnglas. Ik steek een sigaret op. Boven de doorgang naar het plein hangt een portret van Corot. Ik blaas een grijsblauwe wolk over het tafelblad, staar naar de affiche. De kerkklok doet het nog een keer. Een portret van Corot, de ouwe Corot. In de cabane hangt een portret van Corot. Regen ratelt over het dorpsplein. Ik stel me voor dat Ivan over het dorpsplein naar de cabane stapt, iemand start een auto. Als het regent, in de bergen, blijft het regenen. Knaagdieren glippen over het natte wegdek.
zaterdag 6 oktober 2012
une nuit dans les montagnes
Ik parkeer de auto op een plein. Over het asfalt jaagt zomers onweer. Regen ratelt verticaal over het wegdek. Ik kijk op de wekker van de auto. 21:00 staat er. Nacht. Op het dorpsplein van Montrol-Sénard, hoog in la Haute Limousin, staan twee auto's. Die van mij geeft drie. Het kerkje zou een bezienswaardigheid zijn. Hoe bepaal je wat een bezienswaardigheid is en wat niet. In een van de zijwanden van het kerkje licht een glasraam op. Midden het dorpsplein staat een standbeeld. Regen zeikt over het standbeeld, geult over het asfalt. Het dorpsplein is niet veel groter dan die paar parkeerplaatsen die het heeft, aan die rand van het plein waar een trap en een balustrade is en daar, aan de diepe rand van het plein, een eetgelegenheid, aan een van de ramen zit een dame, de witte rolkraagtrui valt op, ze zit met haar rug naar de ruit. Regen gutst over het dorpsplein. Links is een cabane. De cabane geeft uit op het dorpsplein. De voorzijde van het bouwsel staat open op het plein, binnen is een lange, houten tafel en in de cabane is licht. Ik neem aan de houten tafel plaats, ontkurk een fles Roussillon, over het dorpsplein jakkert iemand die de hond uitlaat. Bunuel, bedenk ik, in La voie lactée is net zo'n scène, wat met de houten tafel te maken heeft. Ik had kunnen tafelen in het restaurant, OUVERT staat er, in rode neonletters, maar dat doe ik niet. Om de rode letters is een blauw ovaal. Loodrecht jaagt het noodweer over het dorpsplein. In de nok van de cabane hangen potplanten en waar de cabane op het plein uitgeeft, zijn bloembakken in de muur verwerkt. Het is een plek voor zomeravonden. Het regenwater klotst in geultjes over het plein. In het restaurant is geen paniek. Geen zuchtje wind. Zo'n avond doet zich, bedenk ik, hooguit twee keer voor. Je kan geen reis betrekken en zo'n avond verzinnen, hoogstens de bezienswaardigheden die het had. Eén van de bezienswaardigheden is het wijnglas. Ik steek een sigaret op. Boven de doorgang naar het plein hangt een portret van Corot. Ik blaas een grijsblauwe wolk over het tafelblad, staar naar de affiche. De kerkklok doet het nog een keer. Een portret van Corot, de ouwe Corot. In de cabane hangt een portret van Corot. Regen ratelt over het dorpsplein. Ik stel me voor dat Ivan over het dorpsplein naar de cabane stapt, iemand start een auto. Als het regent, in de bergen, blijft het regenen. Knaagdieren glippen over het natte wegdek.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten