zondag 21 oktober 2012
rood
Ze draagt een rood truitje en in het truitje pronte, gretige borsten. Met een forel aan tafel zitten, bedenk ik. De sole meunière drijft in een hoeveelheid boter die hier en daar aan het vissenlijf koekt, aan de onderzijde van het vissenlijf, aan de kop waar een dag eerder ongetwijfeld nog een bedrijvig vissenoog was. Ik draai het vissenlijf om, eet. Les vaches du Limousin, bedenk ik, ik zie ze zo voor mij, lichtbruine koeien met pronte, gretige ogen, ze zitten niet vast aan het landschap, hoogstens als bleke rozen in een struik van groen, zo staan ze in het landschap, als rozen, in de eeuwigheid van een onduidelijk moment, blozend. In de beker op het tafelblad heeft iemand vier rozen geplant. Ook het bodempje onderin het logo van het Gallicische bier, ook de ster bovenin het logo. De blik dwaalt van broek naar brandblusapparaat, verwijlt heel even bij de reflectie op een kelk, voor wie de broek bedoeld was en waar het apparaat voor dient doet er voorlopig niet toe. In de gelagzaal is rookverbod. Er mag niet gerookt worden. Een portret toont trotse vrouwen, er is het pleisterwerk en de toppen van wijnflessen in rijen boven en onder elkaar, een sjaal, het lint, een strik, een tafelkleed als op de schilderijen van Bonnard. Een van de dames heeft rode bloemen in haarstrengen als ingedikte vloeistof.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten