Van alle werken uit de reeks Negen verschillende stillevens heeft nr 3 de langste historie. Aangezet begin januari, ook toen met Bouquet II als beeldcitaat, toen niet op z'n kop en zonder mengbeker, onderging het een slopende reeks metamorfoses. Het veranderde in Stilleven met Printemps van Carole Vanderlinden, uit dezelfde editie van Posture, nadat eerst nog een werk uit die catalogus mee in het beeld sloop. Ook de compositie veranderde de hele tijd door. De mengbeker kwam er pas in een later stadium, bovenop een catalogus met werk van Max Beckmann waar eerst nog een boek bovenop lag. Op gegeven ogenblik bevond de mengbeker zich op het werk van Carole. De catalogus kwam onder verf- en oliespatten te zitten. Het had printemps rechtop, op z'n kop, zijdelings. Later schoof de catalogus van Beckmann mee in. De mengbeker kwam op Beckmann terecht. Printemps kantelde. Alles werd met paint medium aangebracht. Dunne laagjes vette olie. Twintig, dertig, veertig laagjes van die vette olie. Tot het uiteindelijk toch weer Bouquet II werd. De olie begon te zwemmen. Vier dagen geleden al was het volstrekt onmogelijk om de verf zo aan te brengen dat exact dat gebeurde wat ik wilde. De verflaag werd steeds vetter en smeriger en het benieuwde me of het mogelijk was om uit die brij van paint medium het beeld tevoorschijn te halen. Nee, dacht ik. Dit lukt niet. Wanneer is zo'n dikke, smerige laag olie eindelijk droog? Binnen honderd jaar? Misschien craqueleert het op zo'n manier dat er grote vellen oliedrab los komen te hangen. Het glijden in de olie begon ik wel steeds amusanter te vinden. Alles werd donker en scherp. Het volstond om het doek maar heel even aan te raken of twee drie kleuren kwamen tevoorschijn onder het atrament dat ik olierijk aanbracht. Zo hoor je natuurlijk niet te schilderen, besefte ik. Aan het doek kleefde zoveel paint medium dat het op een prefab-pizza van Dr. Oetker begon te lijken. Wanneer gaat het doek bladderen? Eerst neemt het natuurlijk een maand of twee voor het droog staat. De laagjes paint medium zwemmen onder elkaar door. In 2080 staat het wellicht nog altijd niet helemaal droog. Twintig jaar eerder kwam een groot deel van de verflaag als een vette baard onder het doek te hangen. En dan gaat het opeens bladderen. Eerst begint het doek her en der barsten te vertonen, een uitzinnig craquelé wat een van de nazaten van de persoon die het doekje kocht tot wanhoop drijft. De scheurtjes in de verflaag krullen op als oud bladerdeeg. Ook van Dunwich bleef zo weinig dat je er intussen zonder kerken en patriciërshuizen blootsvoets over het strand wandelen kan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten