vrijdag 18 november 2016

brood

Brood, zei ze. Het was gebeurd omdat ze geen brood in huis had, gauw een regenjekker aan- en zonder over wat anders na te denken de voordeur achter zich dichtgetrokken had, en pas toen besefte dat de sleutel binnenkant deur stak. Kristof was er niet. Ze begon uit te leggen hoe het kwam dat hij er niet was, waarom hij niet in z'n sokken voor het haardvuur zat. Het goot. Een Atlantische storing die behoorlijk vervelend tekeer ging sloeg bakken ijskoud water over het wegdek. Hij zit in Brussel, zei ze. Of waar hij ook zat. Ze deed wat ze van plan was geweest, rende dicht tegen de huizenrij aan naar de bakker om de hoek. Ik probeerde me voor te stellen welke hoek ze bedoelde. Een straathoek natuurlijk. Hadden ze een bakker in de straat waar zij woonde? Vroeger kwam ik er vaker, toen we in het achterhuis van de lead guitar repeteerden en hij van de buren te horen kreeg dat ze een prijs op m'n hoofd hadden gezet, zo'n vreselijke herrie maakten we. De lead guitar was wel eens bij net die ene buur over de vloer geweest die z'n woonkamer vlak naast het schuurtje had, en had versteld staan kijken naar de wapens die hij er aangetroffen had. Hoezo, wapens, zei ik. We besloten om de herrie te beperken, wat niet meeviel. De bakker die ze bedoelde, bevond zich een eind verderop in de straat, niet waar de steenweg was, zoals ik me eerst nog had voorgesteld, want daar was al helemaal geen bakkerij, maar het hele eind naar het andere kruispunt, drie of twee huizen voorbij dat kruispunt aan de rechterkant, een kleine bakkerij waar ze croissants hadden die op spons leken. Ze had het koud. Alleen maar dat idiote jekkertje. Haar broek was in een mum van tijd zeiknat. Sleutel binnenkant deur godverdomme. Aan de bakker vroeg ze of ze de laptop gebruiken kon. Ze wroette in haar Facebook-account, plaatste een oproep, help. En dat op de koudste dag sinds eind april 2012, zei ik. Ze zat aan de rode tafel. Wat ze aan had was vooraan van onder tot boven kletsnat. We hadden net de tweede kijkdag, geen bezoekersaantallen, geen hond had zich in het helse rotweer op straat gewaagd. We hebben twee Roemenen op bezoek, zei ze. Ze wist niet waar ze uithingen, dook online en formuleerde even later de geruststellende woorden dat Dana en Sorryn een sleutel bij hadden. In het SMAK hadden ze net Alice Neal gezien en ze bleken van plan om het hele eind te voet te nemen. Enkele dagen eerder was het gesprek op Clarice Lispector gekomen. Nee, had ze gezegd, die editie van Arbeiderspers is niet de eerste Nederlandse vertaling van een boek van Clarice Lispector, in de bibliotheek aan het Zuid hebben ze ook Familiebanden, een niet zo recente vertaling. Toen ze het opvroeg, bleek het zich niet in de rekken maar in het magazijn te bevinden. Een niet zo recente vertaling, zei ik achterdochtig. Ja, zei ze, én een goeie vertaling, zei ze. Hoe zou jij kunnen weten of het een goeie vertaling is, zei ik, je Nederlands is niet bepaald. Ze onderbrak me. Het is een goeie vertaling, zei ze. We lachten. Op YouTube bekeken we een interview met Clarice Lispector, iets uit 1977. Daarna kwam het gesprek op Shostakovitch en de kruiswoordraadsels van Perec.

Geen opmerkingen: