dinsdag 25 januari 2011

dinsdag 25 januari



In de kubusruimte is een geur van natte verf. Iemand heeft krantenpapier op de vloer aangebracht. Er is geen lawaai, alleen in de voorste helft van de grote zaal, waar Maarten bezig is, is een stem, een radiostem, de stem van een dame. Ik open het schriftje en noteer wat er nog meer te zien is, naast het krantenpapier, wat de vloer in de kubusruimte volledig bedekt, en de witte en kraakheldere muren: 'Een zwarte trui (geïmplodeerde vorm), 2 potten verf (leeg, in een van de potten diagonaal een stok waarvan het onderste stuk wit en het bovenste bloot hout toont), 2 platte borstels (één breed, één dun) en een grijswitte plastiekzak met een zorgvuldig gereinigde verfrol. Ook op de trap naar het kantoortje staan wat dingen.
Tijdens het interview was er een hels lawaai. Simon bleef vragen stellen maar net zo vaak was hij zelf aan het woord en zorgde het vette accent er voor dat ik vaak maar een helft begreep van wat hij zei.
Mass rape, zei ik, of had ik gezegd, alles is mass rape. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat worden we geraped, de media rapen, de politici rapen, het kerkapparaat rapet, de kunstindustrie rapet, de quizmasters rapen, het Vlaamse uitschot rapet, de oliebonzen rapen, biefstuketers en vrachtwagenchauffeurs, cultuurfabrikanten, critici, curatoren, familie, nieuwsspeculanten, mijnheer pastoor, tante nonneke, de melkboer, analfabeet of erudiet, alles rapet. De hele dag door leven we in een rape race. Ik zei dat omdat ik er vast van overtuigd was dat het ook werkelijk zo is: we worden de hele tijd door verkracht en zijn daar zo suf van geworden dat er alleen nog braaksel rest.
Simon begon over violence en werd overstemd door Doubrawa die met een figuurzaag bezig was. Het interview leek een uitputtingsslag te gaan worden.
We deden het interview omdat Simon, geboren in Manchester en gaststudent aan Sint-Lucas, meer wou weten over het hoe en waarom van een indepedent art space.

Hallveig zit aan een plank op schragen. Op de plank, het is het eerste en aanvankelijk ook enige wat mijn aandacht heeft, staat een laptop. Later merk ik ook de handschoenen, ze kwamen vlak aan de tafelrand terecht, en het kopje koffie. Er is een meetlat en een potlood, het verkleinwoord, een potloodstompje, de witte handschoenen die voor het toveren bedoeld zijn, trek ze aan en er komt een olifant tevoorschijn, misschien of bijna, of een wit konijn. Er is een hamer, een koker met witte lijm en een plastieken doos, type broodtrommel, met een voorraad kleine werkbenodigdheden: stukjes hout, spijkers, een nijptang, een borstel, een potlood, langer, minder puntig, en nog wat dingen.

Maarten is niet tevreden met de opstelling. Alles staat kriskras. Uit de speakers van het radiootje borrelen symfonische klanken.
Dat is background, zegt hij. Meer functie heeft het niet.

In de hall is Doubrawa bezig. Het zwarte tafeltje is bedolven onder werkzaamheden. Iemand zei dat hij dat fascinerend vond en Doubrawa had een grapje gemaakt, schonk zichzelf wat thee en deed alsof hij stiekem schnaps aan het drinken was, zoals een zeehond dat zou doen.
Dat deed me denken aan een fragment uit The Greatest Show On Earth van Richard Dawkins. Ik zocht het op. Het bleek zich bladzijde 173 te bevinden: 'These turtles extract additional oxygen from the water through a pair of chambres at their rear end that are richly supplied with blood vessels. One Australian river turtle, indeed, gets the majority of its oxygen by breathing (as an Australian would not hesitate to say) through its arse.' (Black Swan, 2009)

Geen opmerkingen: