vrijdag 12 augustus 2011

vrijdag 12 augustus

De dag begint met een onbelangrijke gebeurtenis, ik ga op de wc-pot zitten en schijt. Ik controleer de consistentie van het product, spoel door en formuleer de bedenking, terwijl ik de zaak afwerk met een reep schijtpapier, dat best veel kwesties op een meer aangename manier afgehandeld zouden kunnen worden als alle betrokkenen op tijd hun gevoeg deden en niet bleven zeulen met de stront waarvan zij zich op een bijzondere eenvoudige manier hadden kunnen ontdoen.

In het tuintje heb ik eergisteren een slak gedood, een volwassen exemplaar van de soort die als naaktslak bekend staat. Het diertje, soms is een verkleinwoord discutabel, bevond zich vlakbij de plek waar een maand geleden engelwortel stond. Van de engelwortel en van nog wat planten was geen spoor meer. Ik spoedde me naar de keukenkast, disselde, grof zout of sel marin of een meer verfijnde soort, wat zou het worden. Ik besloot om de handeling uit te voeren en er niet over na te denken, hoe vreselijk het ook was. Weer in het tuintje merkte ik dat de naaktslak een flink eind opgeschoten was. Of ze nieuwe objectieven had, viel niet uit het traject af te leiden. Ik opende de huls, strooide, de slak kromp ineen, dat zag er aanvankelijk niet eens zo vreselijk uit, het diertje leek zich terug te trekken in een terrein waarvan het de totale omvang wist. Ik keek naar de koker met zout en de handeling die ik net uitgevoerd had, rende naar het keukentje, zonder over wat ook te struikelen, en verstopte het zoutvat in de keukenkast.

Later bel ik Van Ryssen. Er was zo'n hoeveelheid e-mails dat ik er minstens twee uur mee bezig bleef. Van Ryssen is terug uit Le Havre, vernam ik. De weg terug is zo vreselijk geweest dat hij eerst aan helemaal niets denken wil. Het hotel waar hij logeerde had z'n naam aan Oscar Niemeyer te danken, hij had zich geamuseerd met hipshots van de havengeul, had lange wandelingen gemaakt in het havengebied. Ongeveer op hetzelfde moment telefoneert Grégory me. Hij is in het SMAK, we hebben afgesproken met Aymeric en Yannick. Ik werk aan het dossier. Er zijn nog wat telefoongesprekken. Rond een uur of zes beland ik op het woonerf, Aymeric de Tapol en Yannick Franck zijn bezig met de opname. Ik zet alles van me af. Een diepe klank dendert door de ruimte.

Aymeric assis dans le mediaroom devant un STUDER années quatre-vingts. Inscrit sur son visage les mots silence, pas de bruit, ne faire aucun brut.
LES CLOCHES SONNENT. Yannick, paysagiste dans des courants de sons vastes, sonores, obscures. Un paysage déformé, troublant, un vide énorme comme dans le désert, sans repos, extase du vide.
Le Studer, zegt Aymeric, - 'oup'..., de opname is net afgelopen, '... c'est vraiment le top, un son magnifique.'
'C'est bien dans la boîte?' lui demande Yannick.
'C'est très bien dans le boîte, très granulé.' ... ils y avaient toutes sortes de sonorités.

Een bladzijde omdraaien in het notitieboekje: quelle merde de bruit épouvantable - dan het nagelvijltje bovenhalen, très très doucement...

Geen opmerkingen: