Marleen heet het meiske. Het meiske dat met Tom Waits op stap was, een frêle frambozeke waar ge bijkans doorkijken kost, zo frêle was ze, gemaakt van marsepein en porcelein, zo fijn en schoon als dat ze was, van glas bijkans. En de'n eerste waar ze op viel, en hij glundert al, terwijl hij het bedenkt, subiet, en ook al weet dat het dat is wat hij zeggen zal, dat was ik. En later ging ze met de broer van iemand die theater deed, zij, dat maagdelijk meiske, en hij, die broer van, een bok. En toen dat verteerd en bekeken was, werd ze punk. En daarna is ze een tijdje met Tom Waits opgetrokken. Dat had ze altijd al, zegt Jan, dat ze een groupie was.
Of deze: Goossens aan het hoofd van De Morgen, dat was ok. Maar die gast die na Goossens aan het hoofd van De Morgen kwam, wat is zijn naam ook weer. Toen ging het bergaf.
We zijn aan de derde gang begonnen. Eerst des huitres Bretonnes, twaalf stuks, witte wijn, Anna die zich almeteens herinnert dat ze hier ten zuiden van de taalgrens zuitres zeggen, twaalf stuks, des zuitres, dan artisjok op smaak gebracht met een bijzonder pikante vinaigrette en Blue Valentine van Waits in het belendend compartiment, met dat in uw maag kunt ge sans gêne filosofisch doen. Er komt een Minervois op tafel. Dat is voor de derde gang. Kabeljauw in boter, met een reutel peper over het blote vissenlijf, in boter gebakken schijfpatat en flinterdun gesneden Parijse champignon gesauteerd in wat van de boter bleef. En zo komt het gesprek op nog wat dingen.
maandag 2 april 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten