De hemel betrok, grijze wolken schoven over het stadscentrum, maar de boekenstalletjes stonden er nog. Aan een van de tafels stond een oude man over een boek gebogen. Van de handelaars, die ook andere markten doen, waren er al enkele die rekening hielden met het feit dat ze zo meteen op te breken hadden. Iemand met Hollandse tongval werd opgebeld door een dame uit Lochristi die boeken voor hem had. Ik keek boven de uitgestalde koopwaar en het water en de huizen naar het zwerk waar alleen bewolking te zien was en het idee, begreep ik, dat het zo meteen zou gaan regenen. Een van de boekenverkopers had twee edities van privé-domein. 'Daarenboven,' grapte hij, zonder van de boekentafel op te kijken. Van het schrijversverdriet van Virginia Woolf wist hij dat het twee delen had, hij had alleen het tweede deel, ik dat het een vertaling betrof van fragmenten uit het door Penguin in vijf delen uitgegeven dagboek. Het andere deel, Herinneringen aan een joodse jeugd van Isaac Bashevis Singer, interesseerde me, vooral omdat ik met Czeslaw Milosz net aan het eind van Geboortegrond beland ben.
In Afsnis hebben ze zurkelsoep. Het boek van Singer belandt naast het soepbord, het plein onder de bomen ademt uit en een dame dringt zich op. Ze is dronken. Dat is best vervelend, het is niet eens middag. Ik stap onder de bomen door, raap een papiertje op.
In 1985 was ik aan het plein komen wonen, in het pand waar ze nu op het gelijkvloers ZAHIA hebben. Ik ken het plein, ben er opgegroeid. In het pand waar ze nu een stoffenzaak hebben begon croxhapox, Ward Denys heeft z'n kantoor op het eerste. In 1985 was hier het kot van Michaël Borremans. Het was Michaël trouwens die er voor zorgde dat ik aan het plein belandde, op het tweede van Beverhoutplein 7. Ik drink een koffie op het terras van de brocanterie, merk dat ze het werk van Kosuth weggehaald hebben. Ik kan me niet herinneren wanneer het er nog hing. 2010? Hing het er nog in 2010? Zon trimt het bladerdak van de platanen. Wie midden jaren tachtig op m'n atelier langskwam, weet dat ik een affaire met die bomen had. Drie jaar aan een stuk door worstelde ik met in totaal niet eens tien doeken die de platanen op het plein als thema hadden. De mislukking had, begreep ik later, met het formaat van die doeken te maken. Op een keer smeet ik het penseel naar een van de doeken. Het boorde zich dwars door het doek. Een andere keer tuimelde een van de doeken over me heen wat me zo woest maakte dat ik het verfrommelde en vertrappelde tot er geen vierkante decimeter van over bleef.
Vandaag zit ik op het terras onder de bomen. Een leuk meisje brengt de koffie die ik hooguit halve bedenking eerder besteld heb. Op het plein zijn nog wat marktkramers bezig. En dan is er het personage. Laten we het er op houden dat hij voorlopig niet duidelijk genoeg is om een andere titel te kunnen hebben. Uit latere fragmenten van het gesprek maak ik op dat we dezelfde leeftijd hebben. Hij is getrouwd geweest, hing in Afrika rond, is Brusselaar, had een bedrijfje dat weet ik veel wat voor spullen sleet, woonde tot voor kort in Blankenberge, was roadie van een rockband, investeerde 15.000 euro in een project waar ook iemand die toen in 't Damberd werkte bij betrokken was, woont in een mobilhome, kan zich niet meteen herinneren waar hij de mobilhome liet, gisteren was hij op een feestje met maar liefst tweehonderd lesbiennes, tweehonderd stuks, met enige regelmaat brengt hij het aantal te berde, zoveel lesbiennes dat hij er niet eentje wist uit te pikken. Het aantal is overigens ook wel zonder de bestelling waar hij op had zitten wachten. Rudi bevalt me omdat hij zo'n guitige kerel is. Hij lijdt aan zoveel kwaaltjes dat hij 't niet een twee drie opsommen kan. Hoeveel het er ook zijn, ze maken deel uit van het vacuüm.
Na Rudi rij ik naar croxhapox. Ik ben er ruim op tijd, activeer de scanner. Raf springt binnen.
woensdag 6 november 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten