Laten we met een donderdag beginnen. Het zal niet regenen. Het had dus net zo'n dag als vandaag of gisteren of morgen kunnen zijn. We staan in een file net voorbij Porte de la Chapelle, richting Saint-Denis. Opeens begint het toch te regenen. He, we rijden weg uit Parijs en het regent, merkt iemand op, iemand die naast me zit en op een keelpastille sabbelt. De persoon, die intussen al wel bewezen heeft dat ze een feilloos gevoel voor richting heeft, weet het niet meer. Ik bekijk de kaart, een ondoorgrondelijk wirwar van wegen die om zeer uiteenlopende redenen allemaal hetzelfde belang hebben. Ter linkerzijde, aan de andere kant van een betonnen muurtje, razen auto's aan angstwekkende snelheid naar het noorden. Eerst passeren ze de buitenwijken, le banlieu, een gebied met uitgestrekte industrieterreinen en woonblokken. Op straat is niemand. De persoon die naast me zit, ze neemt een kaart door met een beknopt overzicht van de Parijse agglomeratie, is van mening dat we binnen een kilometer of vijf misschien weer aan een oprit van de autosnelweg belanden. Die mogelijkheid valt inderdaad niet uit te sluiten. Of aan die oprit voorbijrijden. Alles kan, niets moet. Ook de kaart, die ik nogmaals bestudeer, lijkt dat in het midden te laten. Aan de eerste wegsplitsing neem ik linksaf. We rijden richting Porte de la Chapelle waar we vandaan komen. Een regenbui zeikt over het wegdek. Aan Porte de la Chapelle belanden we opnieuw in een file richting Saint-Denis, dezelfde als eerst. Dit keer ontdekken we hoe het komt dat Porte de la Chapelle geen uitweg biedt, de oprit is afgesloten. We zitten in een film.
In de zaal voorin, we zijn een dag later, zijn Wouter en Maud bezig. Morgen gaan ze filmen.
Het wordt zondag. Luc en Micheline halen het werk van Michiel weg. In de grote zaal is Wouter aan het filmen. Maud assisteert. Ze studeert Afrikaanse talen. Waarom ze daaraan begon, weet ze niet, je kunt niet alles weten. Achterin de zaal wordt Pawnee, een meisje met turkooisblauwe pruik en blauwe hakken, afgewerkt door iemand die mode studeert en Michael heet. De neonsculptuur is terug van weggeweest en heeft een nieuwe plek.
In een van de boekenstalletjes aan de Ajuinlei, een uur later, vind ik een publicatie uit 1963 van éditeur Pierre Seghers: Georges Brassens, poésie et chansons. LES CROQUANTS staat op bladzijde 116.
Au premier ostrogoth venu
Les croquants ça tombe des nues.
Rond een uur of vier, het is nog altijd zondag, ontmoet ik Willy Looijen, ze is anderhalf uur eerder in Gent gearriveerd vertelt ze, reed hopeloos verkeerd en weet niet goed wat ze met haar auto beginnen moet, een rode Diahatsu, tegenwoordig kan je inderdaad helemaal nergens parkeren zonder dat je nog voor je bent uitgestapt tegen een boete aankijkt.
Op maandag is er om halftien 's ochtends een afspraak met de directeur van de Freinetschool in de Lucas Munichstraat.
maandag 19 april 2010
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten