donderdag 1 april 2010
donderdag 1 april
Een filmploeg van het cultuurjournaal van Exqi TV had het plan opgevat om een reportage over The Singing Painters te maken, een kwestie waarover Michaël langs zijn neus weg had gezegd dat het voor de verandering eens niet over hem zou gaan maar over The Singing Painters, een gegeven dat alle groepsleden, Michaël inbegrepen, met enige tevredenheid aan die repetitie van enige weken eerder had doen denken toen ze op een avond tot een compleet nieuwe sound gekomen waren na een telefoontje van Merlyn die aan Laura van had gevraagd om de Roland FP-7 mee te brengen, een zware en hierdoor nogal lastig te tillen elektrische piano, en dat het tijdens die samenkomst was geweest dat het muzikale vernuft van de drummer voor een doorslaggevende wending had gezorgd wat natuurlijk weinig verandert aan het feit dat de media-aandacht die de groep sinds enige tijd van tijd tot tijd te beurt valt uitsluitend met de naambekendheid van de gitarist te maken heeft, dat was met de opname die later die avond zou plaatsvinden niet anders hoewel dit keer voor de verandering ook drummer en toetsenist aan het woord komen, er worden wat vragen gesteld, vragen die overigens de indruk wekken dat er weinig voorbereiding aan te pas kwam, bijvoorbeeld hoe ze aan die groepsnaam kwamen, wanneer het begonnen is en wat ze van het gitaarspel van Michaël vinden, een vraag die natuurlijk helemaal in de lijn ligt van wat zij daar zelf van denken of, in elk geval, hoe dat sinds langere tijd onder de aandacht van het dommelende publiek wordt gebracht door lui die zich als verantwoording voor de rotzooi die ze maken nog het liefst van al achter het fauteuil van dat in slaap vallende publiek verstoppen, een perceptie waar Michaël graag zelf wat aan morrelt en sleutelt door telkens als het hem invalt te beweren dat zijn gitaar eigenlijk niet veel meer dan een hobby is, iets waar vandaag zowel tijdens als na het filmen weinig tot niets van te merken is, vooral na de opname, een opname die ongeveer anderhalf uur in beslag neemt, want meteen daarna, alsof de opname zelf niet meer dan een onfortuinlijke hindernis is, komen de Painters tot een stomende set, als ze Michaël om af te ronden gevraagd hebben wat hij er zelf van denkt, van die overrompelende en verbijsterende herrie, waar hij op antwoordt dat het hem aan Jackson Pollock doet denken, een opmerking die iedereen tevreden stelt, waarna een set volgt die begint met een ratelend basso continuo van de keyboards en een excursie van gitaar op contrabas, een take die maar liefst een uur duurt, ze weten van geen ophouden, het zweet staat tot de enkels, en halverwege die tweede set komt het tot een hoogtepunt, drum en keyboards schieten dooreen in een strak en hels ritme, de gitaar klimt boven het ritme uit, spuit, explodeert, grabbelt, valt, spat uiteen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten