Frank heeft zich bezeerd. Aan z'n grote teen. Naast de teennagel aan z'n linkervoet kwam een splinter te zitten. Hij kende die plek, hij was er al eerder geweest, (Pierre Michon, De Elf, bladzijde 60), of had die teen ooit in elk geval al wel eens van dichtbij bekeken. Vlak naast de teennagel, daar zat de splinter. De teen is roodachtig, net niet zo rood als een radijs. Groene klei, zeg ik, dan is de ontsteking zo weg. Klei, Frank herhaalt het woord: klei. Ja, klei, zeg ik, een wikkel van groene klei. Je brengt een wikkel met groene klei om de teen aan en dan is 't zo voorbij. Nou, sjonge jonge, mompelt Frank, klei. Groene klei, zeg ik. Dat doen katten als de ingewanden na een of ander spijtig incident opeens niet meer helemaal precies op die plek zitten waar ze horen te zitten, ze gebruiken klei. Klei, mompelt Frank. Groene klei, zeg ik. Ze zoeken een plekje met klei en wentelen zich in de klei tot alles weer op z'n plaats zit. Wat je ook kan doen, zeg ik, je zaagt de teen er af, of dat moet Robbert dan maar doen, en je stuurt het ding naar Brussel. Frank staart naar het rood aangelopen lichaamsdeel. Brussel..., zegt ie, alsof het hem al spijt dat er geen andere oplossing is. Ja, natuurlijk, Brussel, zeg ik, daar weten ze alles van dit soort dingen.
Wat ook kan: ergens op een geheime plek in het barmeubel hebben we een verbandkistje.
woensdag 18 januari 2012
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten