zaterdag 27 april 2013

Kaplan 2

Maar u bent toch, zei het sympathieke meisje, zei, zei het roodharige meisje. Ik of, of wat bedoelt u, zei ik. Nee nee nee, zei ze. Maar u bent toch, zei ze wat later opnieuw, zei het in slaap vallende meisje. Alsof ze. Wacht eens even - alsof wat? Of had ik me weten te herinneren waar die koffer. Ooit, hoe lang geleden wist zelfs Hauser zich niet te herinneren, stond Kaplan op een voetpad in een stad waarvan biografen beweren dat alles er op wijst dat het in New York gebeurd is. Waar die koffer gebleven was? Goeie vraag. Waar is die koffer gebleven. Of zou ze gradueren op Euripides? Dan ga ik uit m'n nek kletsen. Luister, zeg ik, in de tweede graad hadden we voor het eindexamen uit vier auteurs te kiezen, een daarvan was Ivo Michiels en het boek dat je dan te bespreken had, als je voor Michiels, Ivo opteerde, was Het boek Alpha, waarover ik niets te vertellen had maar omdat ik over de andere boeken ongetwijfeld net zo min iets te vertellen had en in Alpha geen leestekens stonden, wat het een stuk makkelijker maakte, vond ik, verkoos ik om te doen alsof ik wel iets over Ivo Michiels te vertellen had, neem me niet kwalijk, een hachelijke onderneming, ik had, om uw hoogst hoffelijke glimlach met een niet nog meer meelijwekkende opmerking te onderbreken, ik had. Ja, wat had ik. Het met donkerblonde lokken afgebakende gelaat van het meisje heeft zich op de milde buik van een kussensloop genesteld. Ze luistert niet, ze is in slaap gevallen.

Kaplan stond op een voetpad met een koffer naast zich. Het zou een reis in het onbekende worden, zei de auteur. Ook Otto Hauser maakte aanstalten om op te stappen. Hij stak een sigaret op, stond naast Kaplan op het bordes, die de koffer optilde alsof hij zich heel even, overigens zonder de bedoeling dat het meer dan die betekenis en die handeling hebben moest, wilde vergewissen van het feit dat het inderdaad die en geen andere koffer was, de koffer waarvan alleen hij exact wist hoe het voelde om het ding tot kuithoogte boven het bordes te tillen. Heeft u een vuurtje, vroeg Hauser. Kaplan stond op het bordes met de koffer naast zich. Zich van geen kwaad bewust keek hij om naar Hauser. Ook zonder die meneer werd het een reis in het toch al onbekende. 'Nee,' zei hij. Kaplan begon uit te leggen dat hij geen vuurtje bij had. Aan de spuikom zou hij opeens beseffen dat de koffer zonder betekenis was. Het eind van het traject bood niet meer dan een eerste hindernis.

Geen opmerkingen: