maandag 15 april 2013

familie

Van de grootvaders herinner ik me dat ze Phil genoemd werden, wat van Theophile afgeleid was. Phil van vaderskant was een metser, Phil van moederskant kwam in de oorlog om. We wisten dat hij stomdronken thuiskwam, wijf en dochter doken in de kleerkast en als hij ze daar vond werd op hen gejaagd tot hij in het keukentje op de knieën zat. In het stadje hadden ze toen niemand die beter was. Hij deed automechaniek en dronk. Schuin tegenover het gerechtsgebouw was het estaminet van de freule waarmee hij in het echt getreden was. Achttien jaar was ze, of een tik of zo, toen ze noodgedwongen meeging in dat huwelijk. Op alle foto's staat een joviale man met hoffelijke deukhoed. Dat het meisje me zou vertellen dat ze in de kleerkast wegdook telkens hij stomdronken thuiskwam, wist hij niet. Hij greep ze bij de lurven, gaf ze een veeg uit de pan. Van moederskant heb ik niet meer ellende geërfd dan de ellende die ik krijgen kon.
Theophile, op de begraafplaats hadden ze een gedenkplaat. Het meisje heeft het vaak over dat laatste moment gehad, toen hij in de huiskamer op een stoel vastgebonden zat. Toen hij eerst vanuit Breendonk, later vanuit Wolfenbüttel, waar hij in 1945 onthoofd werd, brieven naar z'n toen 12-jarige dochter schreef, weigerde ze die te beantwoorden. Het meisje heeft op niet één brief geantwoord.
Theophile, de voorvader van vaderskant, was een zachtaardige man. Hij had het tot meesterknecht gebracht. Ook hij lustte een neutje. Hij miste een duim maar won toch keer op keer het kampioenschap in een plaatselijke negorij waar alles wat ze van Breendonk wisten aan de muren hing.

Geen opmerkingen: