En dan gaan nu mijn gedachten naar Dodo zaliger en het jaar anno dodo 354, het 354ste jaar na Dodo.
Betekenisvoller meen ik dan het van de pot gerukte 2016. 2016?
Van anno dodo 353 weten we tenminste dat dit jaar het 353ste na dodo was en het volgende logischerwijs het 354ste na dodo.
Met 2016 tasten we in het duister. Zoals bekend werd pas in de vierde eeuw een definitieve beslissing genomen over de jaartelling waar het deel van uitmaakt, ongetwijfeld met de natte vinger daar in de Romeinse kronieken op geen enkel moment gewag gemaakt werd van een ter dood veroordeelde die de naam Jezus gehad zou hebben. Bij Herodotus zou een korte verwijzing aangetroffen zijn, maar die is van latere datum. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat dat ene zinnetje waarmee Herodotus naar de aan het kruis genagelde verwees een toevoeging uit de donkere Middeleeuwen is. Schriftvervalsing kortom.(1)
Over wijlen Dodo hebben we meer gegevens. Zo is er een gravure uit 1598 die de bezigheden van een Hollandse nederzetting op Mauritius toont, waarop in elk geval één exemplaar van de dodo voorkomt. In 1601, 61 jaar voor Iversen en zijn manschappen het laatste exemplaar oppeuzelden, maakte een zekere Joris Laerle een tekening van a freshly killed Dodo(2) en in 1625 werd ook nog een schilderij gekonterfeit waarbij de auteur, een zekere Mansur, zich op een levend exemplaar baseerde.
Alles bij elkaar, met alle kronieken en aantekeningen van zeelui erbovenop, meer historisch traceerbare gegevens dan wat wie ook over de origine van de sinds circa 350 gebruikelijke jaartelling had kunnen voorleggen, want met die jaartelling de facto drie keer niets.(3)
(1) Stel je voor dat we sinds pakweg midden zeventiende eeuw geen feitelijke gegevens over de Dodo hebben. Voor alles wat we over de Dodo menen te weten baseren we ons op die ene fascimile uitgegeven eind achttiende eeuw. Die fascimile geeft een weliswaar bijzonder verfijnde, maar amper te verifiëren en op overlevering gebaseerd portret van de Dodo, min of meer zoals dat exemplaar van de dodo dat ze ooit in het Natuurhistorisch museum van Brussel hadden, een zorgvuldig uit kippenbeentjes en aanverwante dierresten samengesteld skelet waarvan met niet van humor gespeende beroepsernst beweerd werd dat het de overblijfselen van een Dodo betrof. De samengestelde Dodo heeft alle kenmerken van de Dodo die we als zodanig kennen en ook alleen herkennen dankzij die tijdens het Empire gepubliceerde fascimile waarin inderdaad een zondermeer verbluffend waarheidsgetrouwe weergave van de Dodo voorkomt, hoewel iemand met een minimum aan wetenschappelijk vernuft net zo makkelijk doorgehad had kunnen hebben dat de afgebeelde Dodo op overlevering gebaseerd is, alleen al omdat het tijdsverloop tussen de ontdekking van Mauritius en de oppeuzeling van de laatste Dodo, een periode van niet meer dan een halve eeuw, geen documenten voortbracht waarin het bestaan van de Dodo als zodanig aan de orde is. Alle documenten waarover we beschikken hebben ten vroegste eind achttiende, begin negentiende en het gros twintigste eeuw, wat niet wegneemt dat we op basis van die apocriefe informatie het bestaan van Dodo als een onloochenbaar feit beschouwen. Harde bewijzen voor het bestaan van Dodo hebben we niet. Op grond van gissingen beweren en geloven we dat Dodo bestond en voor het laatst opgepeuzeld werd in 1662. Mauritius was zijn terrein, hoewel ook dat, alles bij elkaar genomen, uit geen enkel uit die tijd daterend geschrift blijken zou. We baseren ons op een analfabeticum van overlevering en verzinsels die na verloop van tijd net zo dik en vadsig werden als de door en voor ons opgepeuzelde, die zodra hij toch weer opduiken zou zo goed als meteen opnieuw op de menukaart belandt. Zo liep het met Jezus. Van de geschiedenis van Dodo weten we net voldoende om te weten dat hij bestond en voor het laatst in 1662 op een rotseilandje net voor de kust van Mauritius gesignaleerd werd. Van een als zodanig traceerbare geschiedenis van Jezus Christus weten we helemaal niets. Het jaar nul, waarop de jaartelling waar 2016 deel van uitmaakt gebaseerd is, levert drie keer niets. Apocriefe, in woestijnzand aangetroffen geschriften bleken 200 jaar voor het jaar nul geschreven te zijn, andere, waaronder zonder onderscheid alle evangelies, een flink eind na de circa 350 als nul vastgestelde datum. De Nag Hammadi geschriften geven aan dat de Christusmythe als transcendente lering begon en niet weinig daarvan is verwant aan geschriften die deel uitmaken van andere tradities. Binnen de christelijk-katholieke traditie stolde Jezus Christus tot een mythisch waanidee, het tot dictaat opgepompte, infantiele gogo van een hersenschim, ook wel net zo handig voor wie zich met zijn imperium op dat dictaat beroepen kon, terwijl het in oorsprong de innerlijke ontwikkeling van het ik beoogde.
(2) Lost Land of the Dodo, Anthony Cheke & Julian Hume, Yale University Press 2008; p. 25.
(3) En dan hebben we nu eind zeventiende eeuw na die schriftvervalsing.
Betekenisvoller meen ik dan het van de pot gerukte 2016. 2016?
Van anno dodo 353 weten we tenminste dat dit jaar het 353ste na dodo was en het volgende logischerwijs het 354ste na dodo.
Met 2016 tasten we in het duister. Zoals bekend werd pas in de vierde eeuw een definitieve beslissing genomen over de jaartelling waar het deel van uitmaakt, ongetwijfeld met de natte vinger daar in de Romeinse kronieken op geen enkel moment gewag gemaakt werd van een ter dood veroordeelde die de naam Jezus gehad zou hebben. Bij Herodotus zou een korte verwijzing aangetroffen zijn, maar die is van latere datum. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat dat ene zinnetje waarmee Herodotus naar de aan het kruis genagelde verwees een toevoeging uit de donkere Middeleeuwen is. Schriftvervalsing kortom.(1)
Over wijlen Dodo hebben we meer gegevens. Zo is er een gravure uit 1598 die de bezigheden van een Hollandse nederzetting op Mauritius toont, waarop in elk geval één exemplaar van de dodo voorkomt. In 1601, 61 jaar voor Iversen en zijn manschappen het laatste exemplaar oppeuzelden, maakte een zekere Joris Laerle een tekening van a freshly killed Dodo(2) en in 1625 werd ook nog een schilderij gekonterfeit waarbij de auteur, een zekere Mansur, zich op een levend exemplaar baseerde.
Alles bij elkaar, met alle kronieken en aantekeningen van zeelui erbovenop, meer historisch traceerbare gegevens dan wat wie ook over de origine van de sinds circa 350 gebruikelijke jaartelling had kunnen voorleggen, want met die jaartelling de facto drie keer niets.(3)
(1) Stel je voor dat we sinds pakweg midden zeventiende eeuw geen feitelijke gegevens over de Dodo hebben. Voor alles wat we over de Dodo menen te weten baseren we ons op die ene fascimile uitgegeven eind achttiende eeuw. Die fascimile geeft een weliswaar bijzonder verfijnde, maar amper te verifiëren en op overlevering gebaseerd portret van de Dodo, min of meer zoals dat exemplaar van de dodo dat ze ooit in het Natuurhistorisch museum van Brussel hadden, een zorgvuldig uit kippenbeentjes en aanverwante dierresten samengesteld skelet waarvan met niet van humor gespeende beroepsernst beweerd werd dat het de overblijfselen van een Dodo betrof. De samengestelde Dodo heeft alle kenmerken van de Dodo die we als zodanig kennen en ook alleen herkennen dankzij die tijdens het Empire gepubliceerde fascimile waarin inderdaad een zondermeer verbluffend waarheidsgetrouwe weergave van de Dodo voorkomt, hoewel iemand met een minimum aan wetenschappelijk vernuft net zo makkelijk doorgehad had kunnen hebben dat de afgebeelde Dodo op overlevering gebaseerd is, alleen al omdat het tijdsverloop tussen de ontdekking van Mauritius en de oppeuzeling van de laatste Dodo, een periode van niet meer dan een halve eeuw, geen documenten voortbracht waarin het bestaan van de Dodo als zodanig aan de orde is. Alle documenten waarover we beschikken hebben ten vroegste eind achttiende, begin negentiende en het gros twintigste eeuw, wat niet wegneemt dat we op basis van die apocriefe informatie het bestaan van Dodo als een onloochenbaar feit beschouwen. Harde bewijzen voor het bestaan van Dodo hebben we niet. Op grond van gissingen beweren en geloven we dat Dodo bestond en voor het laatst opgepeuzeld werd in 1662. Mauritius was zijn terrein, hoewel ook dat, alles bij elkaar genomen, uit geen enkel uit die tijd daterend geschrift blijken zou. We baseren ons op een analfabeticum van overlevering en verzinsels die na verloop van tijd net zo dik en vadsig werden als de door en voor ons opgepeuzelde, die zodra hij toch weer opduiken zou zo goed als meteen opnieuw op de menukaart belandt. Zo liep het met Jezus. Van de geschiedenis van Dodo weten we net voldoende om te weten dat hij bestond en voor het laatst in 1662 op een rotseilandje net voor de kust van Mauritius gesignaleerd werd. Van een als zodanig traceerbare geschiedenis van Jezus Christus weten we helemaal niets. Het jaar nul, waarop de jaartelling waar 2016 deel van uitmaakt gebaseerd is, levert drie keer niets. Apocriefe, in woestijnzand aangetroffen geschriften bleken 200 jaar voor het jaar nul geschreven te zijn, andere, waaronder zonder onderscheid alle evangelies, een flink eind na de circa 350 als nul vastgestelde datum. De Nag Hammadi geschriften geven aan dat de Christusmythe als transcendente lering begon en niet weinig daarvan is verwant aan geschriften die deel uitmaken van andere tradities. Binnen de christelijk-katholieke traditie stolde Jezus Christus tot een mythisch waanidee, het tot dictaat opgepompte, infantiele gogo van een hersenschim, ook wel net zo handig voor wie zich met zijn imperium op dat dictaat beroepen kon, terwijl het in oorsprong de innerlijke ontwikkeling van het ik beoogde.
(2) Lost Land of the Dodo, Anthony Cheke & Julian Hume, Yale University Press 2008; p. 25.
(3) En dan hebben we nu eind zeventiende eeuw na die schriftvervalsing.