zaterdag 8 december 2018

maandag

Transcriptie van Sunday 1 October, The Diary of Virginia Woolf, Volume 5, p. 239; OCTOBER 1939

Het soortelijk gewicht, de aantallen, de cijfers, de centimeters, volle bladzijden, halfvolle bladzijden, deze week, ook vorige week, Wat een gedrang! maar, wisselvallig, niets volledig. Alleen Nachtreiziger had geen moeite genomen;; een krankzinnige hoeveelheid boeken die in lichtzinnige stapelingen naast en op elkaar liggen. In de huiskamer! Tonnen. In de slaapkamer! Torenhoge stapelingen. In de kleinste kamer! In het werkhok! Ai. En met elk boek behoedzaam om te springen. Geen koffie op de omslag morsen, of, erger, er een bladzijde uitscheuren, nog erger, in de kantlijn een pittige opmerking noteren, het vraagteken bij een delicaat fragment; of zoals Verdegem deed, een analytische vingeroefening : alle overbodige fragmenten schrappen of aankruisen. Om een of andere reden had ik Misdaad en straf ter hand genomen. Een hele tijd op handen en knieën had ik eerst zitten bestuderen wat zich onderin de boekenkast bevond, er soms eentje aangeraakt, waarom? ongetwijfeld omdat ik iets op te zoeken had gehad, wat was ik intussen weer vergeten. Ik sloeg dus Misdaad en straf open, op zomaar een bladzijde sloeg ik het open : Het oudje hoestte en kuchte voordurend. De jonge man keek haar blijkbaar op een bijzondere manier aan, want haar blik werd ineens weer wantrouwend zoals daareven.
– Ik –– ik ben, mompelde de jonge man haastig, ik ben Raskolnikow, student – Zeker, meneertje, ik weet nog heel goed¹ [ ] Ik ––– Raskolnikov, student. En het niet niet het niet nog ingewikkelder maken. Of, (a), je wist hoe je een drukwerk van die omvang in een van de zakken van een regenjekker krijgen kon zonder op te vallen, niet alleen Dostojewski maar toch eerst Dostojewski (voor je bijvoorbeeld Avonden in een dorp in Dikanka proberen zou), of, (b), je wist het niet; en dan – maar wat dan; of; Als je geld had tenminste. (c) Geld.
Ook omdat veel Russen toen onvoldoende bekend, niet vertaald of nog niet helemaal dood waren, of te dood om er iets zinnigs mee aan te vangen; of, vooral, ook, nog niet aan schrijven toe waren; kortom, wat ik zei, wat zei ik ook weer, dat je als student, zoals ik zei, Dostojewski las je, Fjodor Dostojewski; waarbij ik voor de volledigheid opmerk dat lang niet iedereen wist waar die M voor stond. Met wat geluk had je een exemplaar in die van een bruine omslag voorziene van Oorschot vertalingen, of een recentere, of een goedkopere editie, of, niet te verwaarlozen denkpiste: als het tegenviel, zo'n voddig exemplaar met oude spelling; die had je toen ook en het waren bovendien vooral – om maar niet te zeggen in hoofdzaak – exemplaren van die interbellumantiquaria die op rommelmarkten en in tweedehandsboekenzaken circuleerden.
Nooit, besef ik nu, werd het woord student helderder en minder schroomvallig geformuleerd: ik, ik ben, Raskolnikov, Raskolnikov, student, student, student.
In mijn geval begon Dostojewski met De idioot, een belangrijke gedachte toen was dat ik me te ontwikkelen had, ik studeerde inderdaad nog, nadat ik eerst tussen Mann, Camus en Hesse door Een speler gelezen had, waarop Boze geesten volgde. En, dat herinner ik me nog, in een kamertje in Salzburg volgde, daar herbegon het, in een kamertje op het eerste boven een Weinstube, een Weinstube die zich vlak bij de Salz bevond; en het regende aan één stuk door, vijf weken aan een stuk regende het, tot het gezeik tot de onderste trede van het protestantse kerkje reikte waar een organist uit Basel aan het eind van het seizoen Die Kunst der Füge uitvoeren zou.

[1] F. M. Dostojewski, Verzamelde werken; van Oorschot, 1956; Misdaad en straf, blz. 11. Ik, misantropofiel, ben. De misantropofiel heeft één vuistregel: [ ]

Geen opmerkingen: