zondag 28 december 2008

28 december

Lisboa, domingo

Monumenten? Kerken? Standbeelden? Musea? Daar is geen haast bij. Dat gaat niet weglopen.

De Taag... Oceaan of rivier? Hier in Lissabon is het onderscheid niet helemaal duidelijk. Op het keistrand een zilverreiger. Meeuwen krijsen. Een veerboot meert aan.
Wie aan haar oever staat
ziet een zootje grijsgroen water, roeste keien, een brede en grijze wateroppervlakte die rechtsop, voorbij de brug, in zee uitmondt.

In 'Lisbon : What The Tourist Should See' doet Pessoa nogal opgewonden over de plek, het Praça do Comércio 'bordé par le Tage (bekender, beroemder en trager dan wat voor andere rivier ook), qui à cet endroit est très large et toujours fourmillant d'embarcations' (op. cit. p.19), terwijl de argeloze toerist - gewapend met zonnebril, een bruin petje en het fototoestel als noodzakelijk tegenargument - voor een grijze wateroppervlakte staat en naar het roeste drab staart dat traag heen en weer klotst. Er is een muurtje. Iemand raapt iets van het voetpad op.
Linksop - vroeger was er een douanepost - is de plek waar Sander die foto nam. Fernando Namora, de veerboot, een witte catamaran, maakt rechtsomkeert en zet met een wijde bocht koers naar de andere oever. Meeuwen circuleren kriskras dooreen boven de brede, witschuimende zoglijn.
In het westen schemert wat zonlicht onder de stofgrijze wolken.

De hashverkoper. In het kuiltje van zijn gegroefde hand heeft hij een portie bruine, gladde pek waar hij dertig euro voor vraagt. No lo necesito, zeg ik. Net zo makkelijk dat ze hier in Lissabon niet alleen vlekkeloos Engels praten maar ook, zonder het minste spoor van spraakverwarring, Spaans begrijpen en er een Portugese tongval aan toevoegen (een schuimende, sissende s-klank, despues wordt desshpuessh). De hashverkoper, een Marokkaan, dringt aan. Veinte, probeert hij. No para veinte, no para nada, zeg ik, wat hem niet uit het lood slaat, hij blijft proberen.
In Rossio, aan een van de hoeken van Rua Augusto, a divisao dolado occidental, slaat de rook van een kastanjekraampje over het voetpad.

Cafe Restaurant Martinho da Arcada

Dus plek waar Pessoa kwam. Aan het favoriete gerecht van Fernando Pessoa is voorlopig geen academische studie gewijd. (van Morandi is bekend dat hij een voorkeur voor osso buco had) Een van de keukenmeisjes haalt een enorme kabeljauw uit de diepvriesvitrine. En ook hier, net als op het Largo do Chiado, ze komen voor Pessoa, jonge vrouwen die heel even het restaurant binnenwippen, in onstuitbare bewondering naar het tafeltje staren, het tafeltje waar senhor Pessoa zat - hij zat naar verluidt altijd aan dezelfde tafel - en ze maken een foto. Of aan een van de kelners vragen of hij die foto wil nemen. Zo kunnen ze met z'n tweeën op de foto.
Ik neem het lijstje met dagschotels door en bestel de bacalhau espiritual. De ober maakt een guitige buiging, noblesse oblige, en knipt met de vingers.
Aan het interieur van Martinho da Arcada hebben ze met geen millimeter secondenlijm geraakt. Toch is er een opmerkelijk verschil met pakweg 80 jaar geleden: de gevierde dichter zit niet langer aan z'n favoriete tafel pal tegenover de draaideur maar prijkt op tientallen foto's, bijna alsof je in een mausoleum aan tafel zit: de jonge Pessoa, de oude Pessoa, de altijd keurig aangeklede Pessoa, Pessoa met en Pessoa zonder deukhoed, met en zonder brilletje en op één foto met beide jaartallen: (1988-1935). In 'Lisbon : What The Tourist Should See' heeft hij het uitgebreid over de Praça do Comércio; Pessoa vermeldt het ruiterstandbeeld, geeft voor de volledigheid mee dat het plein Terreiro do Paço werd genoemd (esplanade du Palais) en bij de Engelse zeelui ook als 'Black Horse Square' bekend stond, maar het restaurant onder de arcades blijft onvermeld.
Een echtpaar betreedt de gelagzaal. Ze staren naar de beroemde tafel en het verbazingwekkende tafereel: de wijnglazen en het bestek hebben plaats geruimd voor een lijvige biografie.

Sintra

en zijn kerkjes met sacrale kunst, Sintra en zijn kronkelende straatjes, Sintra en zijn panaromische touringcars, Sintra en zijn artisanale shops, Sintra en zijn winkeltjes waar je wollen matten en gevlochten kip kopen kan, Sintra en zijn winkeltjes waar ze wandelstokken slijten, roeste kerktorenhanen, keramische Pinnochios en kleurrijke sjaals, Sintra en zijn geklater van hotelporselein, Sintra en zijn met klimop overwoekerde patios, Sintra en zijn Lawrence de nada restaurants waar ze hamburger en warme chocolademelk serveren, Sintra en zijn escalinhas de Lord Byron en zijn tuintjes vol herfstbladeren, Sintra en zijn verboden plekjes verscholen achter roest traliewerk, Sintra y sus jardines de mierda, tuinen die opschieten uit de beboste valleien en tot aan het wolkendek reiken, tuinen met hostas en slingerplanten, tuinen met dikbladige rozen en muurleeuwenbek. Fuck. Het loopt er zwart van het volk. Je kunt geen handbreed om je heen kijken.
Ik loop Laura en Eva tegen het lijf. Laura vertelt over de mystieke tuinen van Sintra, het pentagram, de paleizen van een vorige eeuw die zich hoog in de heuvels bevinden. Eva heeft zoete koekjes gekocht. Ze stellen een lijstje op van wat ze zoal voor oudejaarsavond nodig zullen hebben. Veel drank vooral: whiskey, vodka, gin, cava.

Ik maak een ommetje. Er is best wat leegstand. Enkele van de villa's staan te koop. Een zekere Thomas Frederik Berglund kocht een vervallen paleis. De verbouwingswerken zitten in een prematuur stadium en de tuin - nu ja tuin, een verwaarloosd park net zo triomfantelijk als een soldatenkerkhof - pareltje. Je staat iets te bekijken en meteen drommen ze om je heen, toeristen die met hele meuten door overijverige touroperators op het dorpsplein gedropt werden, ze willen zien wat jij daar zo in je eentje staat te bekijken, het stort van de villa die Berglund kocht. En dan zijn ze verbaasd, tikje ontgoocheld, 'een ruïne...!' Terwijl er zoveel te zien is: dames in lange rokken, blinkende koetsen komen het erf opgereden, kamermeisjes torsen zilveren dienbladen met dampende kopjes en een koffiekan die fonkelt in het withete zonlicht, 's avonds zijn de heren in zwart kostuum, iemand veegt het pas aangeworven hulpje de mantel uit, er wordt ouwe Porto gedronken en straks, dat zal ongetwijfeld geen eeuwigheid duren, komt Berglund in z'n 4x4 het erf opgereden.

Wolken peuzelen aan de heuveltoppen.

de olm

De olm is zo schuchter dat hij ook hier, in dit warme en vochtige klimaat, al zijn bladeren verliest.

porto de arcos

Het strandje bevindt zich op wandelafstand van Oeiras, tussen Carcais en Lissabon. Op het strand is niemand. In een gebouwtje vlakbij de kade zijn de lokalen van een duikclub en aan het strand, er is een kleine baai, dobberen bootjes. De golven van de Atlantische oceaan rollen over de rotsblokken. Rechtsop is een fort en ter linkerzijde, in de verte, voorbij de brug, is het standbeeld Cristo Rei te zien, een gigantisch monument dat hoog boven de brug en de monding van de Taag uitrijst.
Pal midden de monding van de Taag is een rotshoogte. Als je de kustweg van Lissabon naar Carcais neemt, zie je het eilandje als je Oeiras binnenrijdt. De kaart geeft aan dat het eilandje, Bugio, een vlak boven de oceaan uitstekende rotsmassa waarop zich een fort bevindt dat er als een rotonde uitziet, zich net voorbij de monding van de Taag bevindt. De cargos die op de haven van Lissabon afstevenen, nemen de vaargeul tussen Parco de Arcos en Bugio.

la Brasileira

De dichter is niet langer alleen, het terras van la Brasileira zit afgeladen vol. Ook in Barrio Alto is een grote bedrijvigheid. Barrio Alto trouwens is het broeinest van de fado. Maar is het een broeinest of viel het als zoveel andere plekken ten prooi aan toerisme?
De dichter zit niet langer alleen. Meisjes ontfermen zich over het standbeeld.

Geen opmerkingen: