(15) westwaarts
In Luxeuil is er Marc Liblin, wat ik niet weet. Begin jaren tachtig belandt Liblin aan de poort van Bretagne, waar hij in Rennes op een dag Meretuini Make ontmoet.
Of hij dezelfde route volgt, van Luxeuil over Vesoul en Troyes naar Alençon, is niet bekend. Tussen Vesoul en Alençon ligt niet alles wat we van Frankrijk hebben en kennen, Vesoul aan een buitenrand van de Vogezen, Alençon op een prik van Bretagne. Eind juli 1977 doe ik het in één dag. In Troyes word ik opgepikt door iemand die naar Alençon rijdt, een route van oost naar west die net boven Auxerre gaat, het gaat ten noorden van de Morvan en onder Parijs door naar de poort van Bretagne, Alençon, Fougères, een afstand van bijna 400 kilometer. Het is het tot dan langste traject dat halverwege alleen onderbroken wordt om naar het standbeeld van Charles de Gaulle te klimmen, op een steile helling links van de weg. De gastheer, aan het stuur van de auto, is een Gaullist, hij vereert Charles de Gaulle, voelt zich verplicht om me mee te tronen naar het monument. Charles de Gaulle interesseert me niet. Ik ging alleen mee naar de top van de heuvel omdat de sympathieke maatpakpinguïn er op aandrong, staarde naar het belachelijke monument, vond dat het geen betekenis had om hier aan de rand van de weg mee lastig gevallen te worden, begreep dat mijn gastheer de heroïsche beklimming het belangrijkste event van die dag vindt, op de heilige plek werd ik met het belang van de Gaulle geconfronteerd en een vloot wolken, dik, hoog en zwaar als honderd tientonners bij elkaar, die zover het oog reikt vanuit het westen over het Franse binnenland trekken. Het is trouwens best koud voor de tijd van het jaar. De météo geeft aan dat de temperatuur in Perpignan amper boven 18° uitstijgt. Dans l'est de la France een schamele 16°. In de Pyreneeën hebben ze met stormen te kampen. Op Alpe d'Huez regent het de hele dag. Hennie Kuiper had er enkele dagen eerder in barre omstandigheden de bergetappe gewonnen. Thévenet wint de Tour en op 28 juli zit ik 's avonds laat in Alençon op een terras voor het beste wat me tot dan overkomen is, een verrukkelijke en heel erg luxueuze Fruits de Mer.
In Langres, dat in grijze muren stond, had ik trouwens niet eens een restaurant gevonden, alleen een Chinees die exact hetzelfde bood van wat ik in de Donkersteeg op m'n bord gekregen had kunnen hebben. Er waren alleen de spoken die ik kende en de verrassing dat het stadje weinig meer bood dan het gebruikelijke cul de sac.
De weersomstandigheden zijn hallucinant. Op 25 juli komt de barometer in Parijs niet boven 17°. In Perpignan, in het diepste zuiden van Frankrijk, zakt het kwik op 29 juli tot 14.2°. In de streek waar ik me bevind, nadat ik net om die reden hals over kop uit de Vogezen vluchtte, is het amper beter. De Normandische stranden liggen er verlaten bij, in Alençon blijft de barometer op 15° steken, hevige regenval teistert de streek. Op een aantal plekken houdt de regen maar liefst 36 uur aan en wordt er eind juli 110mm gemeten. En route, van Langres over Troyes, Sens en Chartres naar Alençon, net ten zuiden van Parijs dwars door Frankrijk, trek ik het spoor van een huisjesslak, aan de rand van het wegdek heb ik de hele tijd door een regenjekker om, de broekspijpen zijn nat tot kniehoogte, ik heb op te passen met ziedend uiteenspattende plassen, schuil in bushokjes en word net hierdoor, elk nadeel heeft zijn voordeel, relatief makkelijk opgepikt. Ik verontschuldig me, telkens weer, omdat ik kletsnat ben, maar dat lijkt zelden nare gevolgen te hebben. Rugzak en regenjekker belanden op de achterbank en met elke auto die rechtsop naar wegrand of pechstrook uitwijkt is het kommer & kwel van een meteorologische generiek die aan het hallicunante begin van S.O.S. Meteoren doet denken(1) ook gauw vergeten.
(16) fruits de mer
Een Fruits de Mer wordt bijna altijd op een bodem van ijsblokjes geserveerd, met sauce mignonette, sauce cocktail en citroen. De bestanddelen variëren. De Fruits de Mer die ik in 2009 in Audresselles voorgeschoteld krijg en die van Cap de la Hague in 2010 verschillen als dag en nacht van de Fruits de Mer die ik op 29 juli 1977 in Alençon voor me heb. Met een Fruits de Mer kan je je normaal gesproken aan oesters, garnalen, kreeft, krab, langoustines, mossels, zeeslakken en allerlei soorten schelpen verwachten, kokkels, alikruikjes, messen en andere voor een leek niet te benoemen schelp-, week- en octopusachtigen. Kreeft en krab maken bijna altijd deel uit van het assortiment. Dat is niet het geval in het restaurant waar ik op 29 juli 1977 tafel, na een lange rit van 350km van Troyes naar Alençon, waarbij ik me heel even in de periferie van Chartres bevond. Ik bestel de Fruits de Mer en een Entre-Deux-Mers en krijg een inderdaad met ijsblokjes afgewerkte schaal met een berg schaaldieren voorgeschoteld, een terp van schaaldierachtigen, een wonderlijke opeenstapeling van schelpdieren, kokkels, zeeslakken, messen en aanverwante lekkernij, wat me lange tijd een verkeerd beeld gaf van wat je je bij een Fruits de Mer voorstellen kon, aangezien daar normaal gesproken kreeft, langoustines en krab bij kijken komt. Die avond kreeg ik hoogstens een enorme berg schaaldieren voorgeschoteld, wat ik likkebaardend verorberde. Over de Entre-Deux-Mers spreek ik me niet uit. In het reisboek noteer ik de op dat moment bekende superlatieven. Jaren later zit ik in Rouen in een restaurant naar een foto van Bourvil te kijken, die net in dat restaurant vaste klant geweest zou zijn. De Fruits de Mer opent een deur op het Frankrijk waar ik stiekem van gedroomd had en dat later in een draaikolk van ziek modernisme naar de kloten ging.
Driehonderd jaar eerder was een Franse admiraal op Mauritius beland en had er niet meer betekenis aangetroffen dan wat hij en z'n manschappen aan het verrukkelijke eiland hadden kunnen geven.
(1) Edgar P. Jacobs, S.O.S. Meteoren, 1959.
woensdag 1 oktober 2014
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten