vrijdag 19 oktober 2007

woensdag 17 oktober

Een waterhoen rept zich tussen de drijvende bladeren aan de voet van het grote bakstenen huis, rept zich daar zij meent dat de andere waterhoen (identiek rood bekje) een interessante vondst deed, een torretje wellicht, een mug of een takje misschien. Dat dit op een misverstand berust (andere, te verwaarlozen feiten buiten beschouwing laten) willen ze geen van beiden met zoveel woorden gezegd hebben. In het Waterhoens vertrouw je er op dat kleine, deugdzame begrippen als 'mug' en 'slakje' en 'lekker' een transparante en duidelijk afgebakende betekenis hebben. Rondwarrelende blaadjes en drijvende takjes zorgen voor verwarring.
Aan het raam in Aba-Jour zitten een sympathieke slungel met lang blond haar, hij is blind - wat na enige tijd onuitwisbaar uit het verloop der gebeurtenissen blijkt - en misschien zelfs beetje doof - en een behulpzame jonge vrouw die zich de beentjes uit de naad kletst om het hem naar zijn zin te maken. Ze spreekt luid, duidelijk gearticuleerd en met een beschaafde en aangename tongval. Tenzij ze in herhaling zou vallen (die natuurlijke aandrang waarin de mens als een plant op het dier lijkt die de plant losrukt, opeet, vermorzeld, aantast), tenzij dus ook zij in herhaling zou vallen hoeft ze werkelijk helemaal niets van wat ze zegt een tweede keer te zeggen - de letterlijke herhaling bijvoorbeeld van een niet begrepen zinswending, of, variant, het mistasten in de obscure derderangsproblematiek van het onbegrepene - ook aan de belendende tafeltjes, waar voorlopig alleen schrijver dezes te situeren valt, is het gesprek makkelijk te volgen. 'Stoppen met de verwachting,' zegt ze, 'stoppen met de verwachting dat ge iets terugkrijgt.' De gesprekspartner, een massieve paarse rug waarover lange strengen krullen in pittoreske slierten en daarboven het hooggebergte van de blonde schedel, de gesprekspartner zwijgt. De jonge vrouw wees de frieten aan, die zich ergens ter linkerzijde op het bord bevinden, het stoofvlees, het slaatje, de mayonaise, hier en hier en daar en hier, de abstracte compositie van een door complete duisternis verzwolgen middagmaal. Geen verwachting, het gesprek vindt plaats in een dimensie waar dit soort begrippen ontbreekt, radicaal ontbreekt, radicaal. De stem van de jonge vrouw is een van de aanknopingspunten. Een tong van vuur in het duistere woud. 'Dat als ge iets doet,' zegt ze, 'met het gedacht dat ge iets terugkrijgt, dat ge dan nooit gelukkig zult zijn.'
'Anderzijds,' merkt de blinde man op, 'dat is ook wel iets, aan de andere kant, in het algemeen, in een relatie is het geven en nemen. Daar moet ge evenwicht in vinden, in die totaliteit.' De jonge vrouw zwijgt, staart naar het groene schotelwater waar twee waterhoenen naarstig tussen de trage stoet van drijvende bladeren peddelen.

Geen opmerkingen: