maandag 12 september 2011
Minsk
Ooit, op een dag, dat is zeker, zoveel weet ik, stap ik naar de grens met Duitsland. Eerst naai ik het knoopje vast. Het kwam los te zitten. Aan de grens met Duitsland zit een neger in het struikgewas. Alles goed, vraag ik. Nee, er kleven wormen aan z'n strottenhoofd, dat ziet er niet zo goed uit. Is lekker hoor, zegt hij. We kruipen door het struikgewas naar een drassige plek waar een grand piano stond. De poten van de concertvleugel steken boven de bodem uit. Vier uur eerder, verneem ik, hebben ze exact op die plek een concert gehad, maar toen begon het te regenen en toen liep alles mis. We stappen over de grens met Duitsland. Igor Ababwe, zo heet de neger. Hij is naakt op de grand piano na, die we uit het moeras opdolven. In Frankfurt hebben we een concert. Igor doet de piano. Hij is een succes, dat had ik meteen begrepen. In Minsk concerteren we in het operagebouw. Drie weken later zitten we op een rots in het Oeralgebergte. Boven de Oeral staat een strakblauwe hemel. Wat gaan we nog eens doen, zegt Igor, iets van Beethoven, een sonate, of gaan we wat van Mozart doen. Ik heb eigenlijk best wel zin in iets van Beethoven, zeg ik. Ja, ik ook, zegt Igor. We staren naar de bergtoppen. Drie personen stappen uit een Skoda. Ze gaan aan de oever van het beekje zitten.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten